Nederland telde ooit 300 vorstenhuizen
Nederland telde ooit 300 vorstenhuizen. In Nederlands-Indië. Naast de Oranjes was er een lange rij sultans en radja’s. Zij speelden een belangrijke rol in het politieke bestel. Nazaten van de vorsten koesteren nu het verleden. De belangstelling voor deze oude vorstenhuizen groeit weer, zegt de Vlaardinger Donald Tick.
Tick is een van de grote kenners van de Indische vorstenhuizen. Vanuit zijn eenvoudige Vlaardingse flat onderhoudt hij warme contacten met veel sultans, radja’s en hun familieleden. In 2003 trouwde hij zelfs met een prinses uit het geslacht van de sultan van Banjarmasin (Borneo).
Ticks huis ademt Indonesië. Aan de muur hangen sierlijk geweven kleden, mooie hoofddeksels en traditionele sieraden. Zijn salontafel ligt vol boeken en artikelen. Allemaal over één thema: Indische vorstenhuizen.
Op een tafeltje bij het raam liggen de belangrijkste papieren: vele tientallen vellen met soms bijna onleesbare krabbels. Het is het resultaat van vele jaren speurwerk van Tick. Hier liggen de stambomen van alle belangrijke Indische vorstenhuizen. Ze worden in 2016 in een encyclopedie over het onderwerp gepubliceerd, vertelt hij enthousiast. „De uitgever heeft gezegd dat het hem niet uitmaakt hoe dik het boek wordt. Hij vindt het zulk bijzonder materiaal.”
Ticks oude computer neemt een centrale plaats in de woonkamer in. Via het apparaat onderhoudt hij contact met dynastieke families in Indonesië en daarbuiten. Via weblogs en e-mail verzamelt en verspreidt hij informatie over de vorstenhuizen en zijn ontdekkingen. Zijn Facebookpagina trekt veel mensen die geïnteresseerd zijn in het onderwerp.
Zijn contacten met sultans, radja’s en andere traditionele heersers zijn hecht. Een bijzonder goede band heeft Tick met de christelijke koning van Kupang (West-Timor), radja Leopold Isu Nisnoni. Die gaf hem inmiddels een honoraire titel en maakte hem lid van zijn hofhouding, zegt Tick. „Dat geeft mij weer extra ingangen bij andere sultans en radja’s. Soms treed ik op als officiële gezant van de radja van Kupang.”
Komende zomer hoopt Tick weer naar Indonesië te reizen voor ontmoetingen. Zijn vrouw en zoon zijn er dan ook. Maar vooral gaat hij ook om de banden met sultans –grote moslimvorsten– en radja’s en hun familie aan te halen en onderzoek te doen. „Vooral Timor heeft mijn hart gestolen.”
Hij spaart momenteel hard om de reis mogelijk te maken. Tick heeft in Nederland gewoon een baan. De overige uren gaan grotendeels op aan zijn speurwerk.
Suharto
De belangstelling voor de vorstendommen is sinds 2000 sterk toegenomen, vertelt de geboren Nederlander met Javaanse wortels. „Na de onafhankelijkheid van Indonesië in 1945 was er minder aandacht voor de sultans en radja’s en hun betekenis. De sultans en andere vorsten stonden niet bij iedereen in aanzien, omdat men dacht dat ze met de Nederlandse overheersers sympathiseerden. Dat was echter bezijden de waarheid. Vaak waren de vorsten de eersten die Nederland erop wezen dat de tijd van onafhankelijkheid toch echt was aangebroken.”
Sinds het vertrek van Suharto in 1998 staan de sultans en radja’s weer meer op de kaart. Ze mogen er weer zijn, zegt Tick. Officieel hebben ze geen rol in bestuur en politiek, maar de lokale bevolking is erg gehecht aan de sultans en radja’s. „Ze hebben vooral op het platteland hun invloed gehouden. Dat weten ze in de hoofdstad Jakarta ook. De Indonesische regering realiseert zich dat als zij de sultans en andere vorsten mee heeft, ze ook op steun van de bevolking in die regio kunnen rekenen als het om belangrijke beleidsbeslissingen gaat. Want als de sultan of radja ja zegt, is dat voor veel bewoners van het gebied ook reden om ja te zeggen.”
Een gevolg hiervan is dat er meer ruimte komt voor sultans en radja’s op bestuurlijke en politieke posten, constateert Tick. „De sultan van Bima is districtshoofd van zijn gebied. De sultan van Jogjakarta is gouverneur, zijn vrouw stamt ook uit een vorstenfamilie. De sultan van Ternate zit in het Indonesische parlement en zo zijn er meer voorbeelden.”
Vorstenfestivals
De hernieuwde belangstelling voor de sultanaten uit zich verder in culturele activiteiten waarin de vorsten een centrale rol spelen.
Ook onderling is er de laatste vijftien jaar meer contact tussen de vorsten en hun families, zegt Tick. „Er worden regelmatig vorstenfestivals gehouden. Daar komen er veel naartoe. Het zijn culturele festivals. De deelnemers dossen zich uit in hun prachtige, traditionele kleding en er zijn parades. Maar er vinden ook besprekingen tussen de sultans en radja’s plaats.”
Tick bezocht al verschillende van die bijeenkomsten. Op een ervan leerde hij zijn vrouw gusti –prinses– Yulianitha kennen. Zij is een nazaat van de sultan van Banjarmasin en verre nicht van de huidige sultan. Tick laat trots foto’s van zijn vrouw en van de festivals zien. „Het mooie is dat je dan met de vorsten aan tafel kunt zitten. Dat levert mij weer veel extra informatie op.”
Rijk
De vorstelijke families hebben heel verschillende ontwikkelingen doorgemaakt. Sommige vorstenhuizen hebben hun hoge standaard weten te behouden, zegt Tick. „Er zitten superrijken tussen, maar ook gewone burgers. Een aantal woont hier in Nederland in gewone huizen. Wat ze allemaal hebben: ze zijn rijk aan cultuur, traditie en verhalen.”
Door zijn vele contacten en grote kennis van de geschiedenis van de Indische vorstenhuizen weet hij mensen ertoe te mobiliseren om op te komen voor de belangen van de dynastieën, zegt Tick. De laatste jaren is hij druk bezig contact te leggen met vorstenhuizen in omringende landen, zoals Maleisië, Singapore, Oost-Timor en de Filipijnen.
Foto’s
Tick is een speurder, zo blijkt uit de verhalen over zijn omvangrijke onderzoek. In Nederlandse archieven heeft hij al veel mooi materiaal gevonden, zegt hij.
Probleem is wel dat er veel informatie is kwijtgeraakt rond het vertrek van de Nederlanders uit Indië. „Van oude foto’s ontbreekt daardoor vaak informatie over de geportretteerden.” Dat hindert de vasthoudende Tick niet. Zo vond hij een heel oude, realistische pentekening uit 1825 van een sultan van Banjarmasin, van wie geen foto meer beschikbaar was. „Zeker in Indonesië hebben zulke oude tekeningen en foto’s een heel grote waarde.”
Tick beperkt zich in zijn onderzoek naar de sultanaten tot circa 300 families. „Je moet ergens een grens trekken, want er zijn meer families die aanspraak maken op titels. Ik ga uit van de lijst zoals die te vinden is in de laatste ”Regerings Almanak van Nederlandsch Oost Indië”, van 1942. Daarin staan 247 vorstenrijken. Daar komen nog circa vijftig andere bij die zijn afgeschaft of samengevoegd. Opgeteld kom ik op 300.”
Regelmatig vallen in het gesprek namen van bekende en minder bekende sultanaten, zoals die van Majapahit –„ooit de grootste”–, Mataram –„bijna heel Java”– en van die op het eiland Borneo: Brunei in het noorden –nog steeds een zelfstandig en machtig sultanaat–, Sukudana en Banjarmasin.
Toekomst
Over de toekomst van de Indonesische vorstenhuizen wil Tick niet speculeren. Er is wat gaande, constateert hij. „Wat ik zie, is dat het om mensen gaat die bijzondere talenten hebben. De radja van Kupang bijvoorbeeld is een wijs man. Hij kan enorm goed met mensen omgaan. Van hoog tot laag. Mensen van de regering, maar ook mensen uit de kampong, het dorp. Hij heeft iets vaderlijks. Deze mensen hebben van nature gaven. Daar kunnen ze ver mee komen.”
Zoektocht naar hoofd
Donald Tick houdt deze maanden een zoektocht naar het hoofd van de Borneose onafhankelijkheidsstrijder Demang Lehman. Die speelde een grote rol in de geschiedenis van het gebied van het sultanaat Banjarmasin en vocht tegen de Nederlanders. „Het hoofd bevindt zich waarschijnlijk in het archief van een van de Nederlandse instituten. Deze week is het precies 150 jaar geleden dat hij werd opgehangen. Zijn hoofd is daarna van zijn lichaam gescheiden en als onderzoeksobject naar Nederland gestuurd.”
Tick dacht het hoofd of de schedel te kunnen vinden in het Anatomisch Museum in Leiden. „Net zoals het hoofd van die Ghanese koning van Ahanta. Dat hoofd is enkele jaren gelden naar Ghana teruggebracht.” Tot nu toe heeft hij geen bevestiging dat de schedel zich in Leiden bevindt.
Tick zou graag zien dat het hoofd van Demang Lehman terug kan naar Borneo. „Vanuit het geloof hechten ze daar in Banjarmasin veel waarde aan.”
Tick komt echter nog niet veel verder. Hij merkt „huiver” bij de instituten. „De overdracht van het hoofd van de Ghanese koning ging gepaard met veel emoties en er volgden financiële claims op. Daarom is Nederland nu erg voorzichtig.”
Tick hoopt nu op een bezoek van de president van Indonesië aan koning Willem-Alexander. „Dat zou alles wat kunnen versnellen, net zoals dat rond het hoofd van die koning uit Ghana ging.”
Oranjes en de sultans
Direct contacten tussen de oude Indische vorstenfamilies en de Oranjes is er nooit veel geweest. Sowieso was er een grote fysieke afstand. Koningin Wilhelmina en haar voorgangers bezochten Nederlands-Indië nooit. Uitzondering was prins Hendrik, de broer van koning Willem III.
Toen het reizen eenvoudiger werd, verschenen er bij plechtigheden in Nederland wel vaker vertegenwoordigers van Indische sultanaten. Zo was bij de inhuldiging van koningin Wilhelmina in 1898 een delegatie vorsten aanwezig in Amsterdam. Dat was voor het eerst. Dat gebeurde ook bij het huwelijk van de koningin met prins Hendrik, de geboorte van prinses Juliana en haar huwelijk met prins Bernhard. Een grote delegatie kwam bij het veertigjarig regeringsjubileum van koningin Wilhelmina in 1938. De koningin ontving toen een lange rij Indische vorsten die tal van geschenken meebrachten.
Het kostbaarste geschenk dat de Oranjes ooit uit Indië kregen, was de inrichting van de Indische Zaal in Paleis Noordeinde. Het was een huwelijkscadeau van de vorsten voor koningin Wilhelmina in 1901.
Zelfs bij de troonsbestijging van koningin Juliana in 1948 was nog een omvangrijke delegatie Indische vorsten aanwezig. Een jaar later zouden de banden met Nederland worden doorgesneden.