Kennisinstituut: Doodswens oudere beter onderzoeken
DEN HAAG. De stervenswens van ouderen moet grondiger worden bestudeerd. Dat moet gebeuren voor er politieke besluiten worden genomen over het verruimen van de wettelijke mogelijkheden voor ouderen om hun leven vrijwillig te (laten) beëindigen.
Dat advies gaf het onderzoeks- en adviescentrum ZonMw woensdag mee aan het kabinet.
Binnenkort installeert minister Schippers (VWS) een commissie die het kabinet moet adviseren over hulp bij zelfdoding aan levensmoede ouderen. Voor deze commissie stelde ZonMw een onderzoeksagenda samen. Zo krijgt de commissie het advies eerst in kaart te brengen welke motieven een rol spelen bij de doodswens van ouderen. Factoren die aandacht behoeven, zijn onder meer leeftijd, de aanwezigheid van psychiatrische of psychische problemen en de sociale omstandigheden, stelt het kennisinstituut.
Ouderen met een aanhoudende doodswens vinden het moeilijk om daarover met hulpverleners te spreken. Doen ze dat toch, dan beschikken hulpverleners niet altijd over voldoende kennis.
Daarom moet volgens ZonMw duidelijk worden of en hoe hulpverleners het doodsverlangen kunnen verminderen of wegnemen. De adviescommissie zou daartoe in kaart kunnen brengen wat er te leren is van de expertise in de palliatieve zorg en van de expertise rond de preventie van suïcide.
Nader onderzoek moet uitwijzen in hoeverre er bij ouderen met een aanhoudend doodsverlangen sprake is van „onvoldoende of niet-passende zorg.”
Waarschuwen voor het gevaar dat ouderen de stap naar levensbeëindiging willen zetten „onder subtiele druk” van familieleden of mantelzorgers, vindt ZonMw terecht. Of dit gebeurt, is „moeilijk vast te stellen”, maar deze zorg „verdient wel aandacht.” Het instituut verwijst ter onderbouwing naar het laatste onderzoek naar de evaluatie van de euthanasiewet. Daaruit bleek dat 29 procent van de artsen die ooit zijn ingegaan op een euthanasieverzoek weleens tekenen hebben gezien van ontoelaatbare druk van de familie op de patiënt.