Hieronder twee voorbeelden van vragen uit de toets van donderdag.

Geschiedenis

De huizen in Paramaribo zijn gebouwd naar Nederlands voorbeeld. Wie hebben deze Nederlandse huizen laten bouwen?

A gepensioneerden die ‘s winters naar het warme Suriname trokken om het koude Nederland te ontvluchten

B kooplieden uit Nederland die naar Suriname gegaan waren om geld te verdienen aan de handel in slaven en suiker

C Nederlandse vluchtelingen die vertrokken waren vanwege de vele overstromingen in Nederland

D Surinaamse indianen die vonden dat Nederlandse huizen steviger en koeler van binnen waren dan hun eigen huizen

Begrijpend lezen

Hij klopte stevig op de blauwe deur. Ik ben benieuwd, dacht Felix. “Binnen”, riep een keurige stem. Felix opende de deur voorzichtig. Hij stak zijn hoofd naar binnen en zag een plechtige grotemensenkamer. Een magere man zat achter een mooi groot bureau. Felix wist meteen wie die man was. “Kom verder”, zei de man. Felix liep door de kamer, niet ver van het bureau bleef hij staan. “Jij bent oom Pim”, zei Felix. “Zo mag je me noemen”, zei oom Pim, “als je je braaf gedraagt. Je moet me wel met ‘u’ aanspreken.”

Vraag: Hoe goed kent Felix oom Pim als hij op de blauwe deur klopt?

A Hij heeft hem al eens eerder ontmoet, maar weet niet hoe hij heet.

B Hij heeft nog nooit van hem gehoord.

C Hij kent zijn naam, maar heeft hem nog nooit ontmoet.

D Hij kent zijn naam van een vorige ontmoeting.