Burgemeester Schneiders: Ik wil aanwezig zijn als de gemoederen oplopen
Op burgemeesters wordt scherp gelet. Ze zijn het gezicht van de gemeente en moeten boven de partijen staan, vindt burgemeester Bernt Schneiders van Haarlem en voorzitter van het Nederlands Genootschap van Burgemeesters. „Hun belangrijkste taak is echter dat ze burgervader zijn.”
In het monumentale stadhuis van Haarlem valt in de karakteristieke burgemeesterskamer een waterig voorjaarszonnetje door de glas-in-loodramen naar binnen. De middeleeuwse omgeving contrasteert scherp met het moderne beeldscherm op het bureau.
Burgemeester Schneiders (PvdA) voelt zich hier thuis. Niet omdat hij als een ouderwetse en statige magistraat ver van het gewone volk staat. Integendeel. Hij is soepel in de omgang, voor iedereen aanspreekbaar, goedlachs en wil een Haarlemmer als de Haarlemmers zijn. „Dit is echt mijn stad.”
U staat bekend als burgemeester die heel direct zaken aanpakt en het liefst tussen de burgers verkeert.
„Dat is het leuke ervan. Als je dat doet, heb je grote kans dat je het verschil kunt maken. Ik vind het heel leuk om in zaaltjes te staan waar de gemoederen hoog oplopen. Dat gebeurt bijvoorbeeld als pedofielen terugkeren in de samenleving. Dan moet je mensen proberen te overtuigen van zo’n besluit. Het feit dat je daar als burgemeester staat, schept vertrouwen.
Het ambt van burgemeester is een vak met veel verschillende aspecten. Je hebt allerlei wettelijke taken, zoals de verantwoordelijkheid voor de veiligheid in de gemeente. Ook ben je voorzitter van het college van burgemeester en wethouders en van de gemeenteraad. En als het erop aankomt, moet je in de gemeente voor en tussen je mensen staan. Het belangrijkste is dat je burgervader bent.”
Ziet u als voorzitter van het Nederlands Genootschap van Burgemeesters bij uw collega’s ook deze houding?
„Er zijn 420 burgemeesters in ons land. Zij vullen hun ambt op hun eigen manier uitstekend in en doen wat in hun gemeente nodig is. Daarbij geldt wel dat er veel burgemeesters zijn die een stuk minder zichtbaar zijn. Zij zitten minder aan de menselijke kant, maar kiezen meer voor een ambtelijke, bestuurlijke invulling van hun werk. Zij houden bewust iets meer afstand. Daar is misschien ook wel wat voor te zeggen, want dan heb je wat meer ruimte voor je privéleven.
Maar ik wil er als eerste burger zijn voor de stad en de mensen. Als burgemeester ben je dienend. Je moet er zijn als iemand in grote problemen zit, maar ook als er iets te vieren valt, of om iemand een hart onder de riem te steken. Dat zijn de leuke kanten van het vak.
Als burgemeester moet je goed nadenken bij wat je doet. Het is een vak met voetangels en klemmen. Je zit in een glazen huis. Als je een paar keer een fout maakt, dan moet je heel goed oppassen, anders ga je de bietenbrug op. Ook tegenstellingen in gemeenteraden kunnen ertoe leiden dat burgemeesters verplicht moeten aftreden. Je ziet dat dit vaker gebeurt. Maar in vergelijking met het bedrijfsleven valt het eigenlijk wel mee.”
Welke rol speelt het christen-zijn in uw optreden?
„Als burgemeester zit je in de positie dat je wat van het christelijk gedachtegoed in de praktijk kunt brengen. Er was hier in Haarlem een gezin dat bij een brand alles kwijtraakte. Dan heb je als burgemeester de contacten om ervoor te zorgen dat er snel wordt geholpen. Dat is wél doen, je naasten liefhebben, naast je mensen gaan staan. Dan kun je het goede voorbeeld geven en merk je dat onze samenleving is doordesemd van het christelijk gedachtegoed, ook al noemen we dat tegenwoordig niet meer zo.”
In welke zin kan een burgemeester persoonlijk zijn stempel ergens op drukken?
„Eén ding is zeker: als je als burgemeester iets voor elkaar wilt krijgen, moet je erbovenop gaan zitten. Je kunt niet alles regelen vanuit het stadhuis. Een voorbeeld is de aanpak van een groep van circa honderd migranten die hier in Haarlem voor veel problemen zorgen, zoals het beroven van mensen en het plegen van inbraken. Dat kun je niet tolereren en daar moet je hard tegen optreden.
Daarom hebben we hen in groepen van 25 man stevig aangepakt. Samen met onder andere de politie, Bureau Jeugdzorg, scholen en de reclassering krijgen ze een heel strakke begeleiding om hen uit het criminele circuit te halen en een plaats te geven in de maatschappij. Dat is heel arbeidsintensief. Ze worden soms wel drie keer op een dag door de politie gebeld of op straat aangesproken. Ik bemoei mij er persoonlijk mee. Ik praat veel met die jongens. En de aanpak helpt gelukkig bij de meesten.”
Een meerderheid van de bevolking is voor een gekozen burgemeester. Wat vindt u daarvan?
„Eerst was ik een uitgesproken tegenstander, omdat ik het belangrijk vond dat er in de gemeente een bestuurder is die niet politiek is. Als burgemeester ben je wel lid van een politieke partij, maar je moet boven de partijen staan. Als je dat niet doet, is je positie echt weg. Op basis van achttien jaar burgemeesterschap weet ik dat onafhankelijkheid, het werken zonder aanzien des persoons, een kernkwaliteit is.
Maar ik schuif wel een beetje de andere kant op. De slagkracht in het openbaar bestuur laat te wensen over. Je moet ontzettend veel polderen en compromissen sluiten. Daar is uit democratisch oogpunt veel voor te zeggen, maar het schiet niet erg op. Een gekozen burgemeester kan wel veel meer vaart maken. En snelheid is ook een belangrijke kernkwaliteit tegenwoordig. Het gaat wel ten koste van de onafhankelijkheid van de burgemeester, maar dat is dan niet anders.”
Gemeenten krijgen meer taken en de druk op samenvoeging van gemeenten en provincies neemt toe. Moet bestuurlijk Nederland veranderen?
„Je hebt als gemeente een bepaalde schaal nodig om alle taken goed te kunnen doen. Er komen echter taken bij op het gebied van jeugdzorg, de participatiewet en de langdurige zorg. Dat vereist grotere gemeenten. Maar ik vind de nabijheid van bestuur ook belangrijk. Dat sluit aan bij mijn uitgangspunt dat de overheid een gezicht moet hebben. Als deze te groot en afstandelijk wordt, zal zij algauw technocratisch worden. Dan vraag ik mij af of het bestuur nog werkt. De menselijke maat moet blijven. Je moet daarom aansluiten bij gegroeide gemeenschappen.”
De regering streeft naar een participatiesamenleving. Spreekt dat idee u aan?
„Op zich is het niet verkeerd dat er meer nadruk komt op de eigen verantwoordelijkheid en het helpen van elkaar. Nederland is volgens het Sociaal en Cultureel Planbureau weliswaar een van de gelukkigste landen ter wereld, maar tegelijkertijd zie je dat er ook ontzettend veel chagrijn is. Het gevoel is: met mij gaat het goed, met ons gaat het slecht. Dat komt omdat de individualisering behoorlijk is doorgeslagen.
Toch willen mensen graag deel uitmaken van een gemeenschap. Daarin voelen ze zich nu echter niet zo senang. Dat kan te maken hebben met onveiligheid en criminaliteit. Bovendien is de solidariteit overgenomen door organisaties. Mensen kunnen langs elkaar heen leven en daardoor wordt er een bepaalde kilte in de samenleving ervaren. Dat is een jammerlijke tendens.
De gedachte om deze ontwikkeling te veranderen is goed. Het vervelende is wel dat een participatiesamenleving nu onder een financieel slecht gesternte wordt ingevoerd. Iedereen denkt dat het een bezuiniging is dat de overheid zich terugtrekt. Hier en daar zal dat best een harde landing betekenen. Mensen moeten het soms toch meer zelf uitzoeken. Of hulp zoeken bij de familie of de buren.”
Welke rol kunnen christenen daarbij spelen?
„Er zitten in de kerken heel sociaal betrokken mensen die maatschappelijk actief zijn. Dat geldt ook in Haarlem. De kerken hier zijn actief voor dak- en thuislozen. Ze vangen kansarme mensen op en er is een maaltijdvoorziening en een straatpastor.
Een kwestie die enkele jaren geleden in Haarlem speelde, was de vraag of het Scharlaken Koord een uitstapprogramma mocht starten voor prostituees. In de gemeenteraad probeerde vooral D66 dat te voorkomen. Juist die partij is wars van kerk en religie. Er werd gesteld dat het Scharlaken Koord zieltjes probeerde te winnen. Ik ergerde mij aan de discussie. De organisatie heeft een goed uitstapprogramma. Uiteindelijk bleek dat er geen andere goede programma’s waren. Toen kreeg het Scharlaken Koord de kans. Dat ging gelukkig goed.
In onze collegekamer hangt de tekst ”Doe wel en zie niet om”. Die hoort eigenlijk meer bij de kerk, want daar gebeurt dat ook. Helaas zijn de kerken klein geworden, maar ze blijven wel van groot belang. Die gedachte vent ik ook altijd uit.”
Burgemeester Schneiders speelt basgitaar
Bernard Bram Schneiders (Breukelen, 1959) is „een mensenmens, absoluut.” Hij heeft dat van zijn vader, die ook burgemeester was. Van CHU-huize. Dat is zoon Bernt niet meer. „Ik was lid van het CDA, maar die partij redeneerde mij in de tijd van Lubbers te veel vanuit de macht. Zo van: „We rule this country.” Ik kreeg er steeds meer moeite mee dat de C van CDA ondergesneeuwd raakte. Ik ben overgestapt naar de PvdA, mede door Roel de Wit, commissaris van de Koningin in Noord-Holland, voor wie ik werkte. Hij was een keurige, ouderwetse sociaaldemocraat die vanuit zijn principes leefde.”
Of Schneiders ook had kunnen overstappen naar de toenmalige RPF? „Dat had gekund. Maar ik kwam op afdelingsvergaderingen van de PvdA. Daar ging het over sociale thema’s, zoals volkshuisvesting, onderwijs, kansen bieden aan mensen. Dat appelleerde voor mijn gevoel meer aan de C, die mij aan het hart gebakken is. Veel mensen in de PvdA hebben een gereformeerde achtergrond. Dat waardepatroon zit er diep in.”
In 1985 ging Schneiders in Haarlem wonen. Hij wijst vanuit zijn historische werkkamer op de Grote Markt naar buiten. „Daar, achter de Bavo met z’n beroemde Müller-orgel. De kopjes stonden soms te trillen op tafel vanwege het volume.”
Haarlem heeft zijn hart. „Het is een stad met een ziel.” Schneiders wordt gelukkig als hij iets kan betekenen voor anderen. „Die momenten, daar haal ik energie uit.” Teleurstellingen, zijn die er ook? „Ja, soms als ik te maken heb met mensen die vooral op eigen gewin uit zijn.”
Schneiders diende eerder Landsmeer en Heemskerk. Een burgemeester „van 7 keer 24 uur” noemt hij zichzelf. „Maar je moet wel goed de balans houden tussen privé en werk. Er zijn nog zo ontzettend veel andere leuke dingen in het leven dan werken. Ik heb een vrouw en drie dochters, van wie er nog één thuis woont. Ik hou ervan in het weekend met familie en vrienden iets te doen. Ik ben gek op zeilen en speel basgitaar in een band.” Hij wijst naar boven. „We oefenen hier op zolder.”
Is Schneiders niet een beetje te gewoon als burgemeester? „Ik merk dat mensen het juist leuk vinden dat ik optreed in kroegjes. Ze waarderen het dat ik hier niet alleen werk, maar ook leef. Ik zit niet in een keurslijf. Dan zou ik niet zo’n gelukkig mens zijn.”
Schneiders houdt van boeken over politiek, filosofie, religie. „Helaas kom ik weinig aan lezen toe. M’n laatste boek was ”Het algemeen betwijfeld christelijk geloof” van Kuitert.”
Uitgelicht
1Kerk en staat moeten gescheiden zijn.
„Er was in Haarlem een processie van bisschop Punt. Die kwam ook hier langs en hield halt voor het stadhuis. Ik stond erbij. Punt zei: We zullen bidden voor het stadsbestuur. Een journalist vroeg verbaasd: Wat is dit nou? We hebben toch een scheiding van kerk en staat? Toen heb ik geantwoord: Er kan niet genoeg gebeden worden voor het bestuur van deze stad.” Schneiders lacht om het voorval. Dan serieus: „Zó denk ik erover. Vanuit de geschiedenis is het heel goed te verklaren dat kerk en staat een beetje afstand houden van elkaar. Daar moet je niet krampachtig mee omgaan, maar op een normale manier. Ik merk hier in Haarlem niets van spanning tussen die twee. Integendeel. De kerken runnen een diaconaal centrum, ”Stem in de stad”, waar we als gemeente intensief mee samenwerken. Helaas hebben we geen christelijke partij meer in de raad. Teus Vreugdenhil van de ChristenUnie is er bij de vorige verkiezingen uitgevallen. Hij was een gewaardeerd raadslid die vaak vanuit een eigen invalshoek bijdroeg aan de discussie. Daar hou ik van. Haarlem een rooie stad? Nee, wel een links-intellectuele.”
2 De vrijheid van onderwijs moeten we ongemoeid laten.
„Dat vind ik wel; die vrijheid ligt terecht vast in de Grondwet. In welke mate de overheid zich mag mengen in lesprogramma’s vind ik nog niet zo’n makkelijke vraag. Mag een school aan z’n leerlingen voorhouden dat homoseksualiteit in strijd is met de Bijbel? Nou, liever niet. Maar dan moet je een afweging van grondrechten maken. De vrijheid van godsdienst, van onderwijs, van meningsuiting zijn belangrijke beginselen van onze rechtsstaat. Daar moeten we in de discussie een beetje bij uit de buurt blijven. De tolerantiegedachte spreekt me zeer aan. Als er in Haarlem ooit een discussie ontstaat over religieus onderwijs, dan zal ik die als burgemeester vooral rechtstatelijk benaderen. Dan stá ik voor de vrijheid van onderwijs. Het is volstrekt helder dat alle scholen in ons land, ongeacht hun levensbeschouwelijke kleur, gelijk gefinancierd worden.”
3 Wat heeft u met orthodoxe christenen?
„Ik kom hen wel tegen, de zwaargereformeerden. Ik ben voorzitter van de kerkenraad van de Bavo geweest. In die tijd moesten we samen op weg met de orthodox-gereformeerde Wilhelminakerk. Die kerkenraad begon ons te ondervragen over allerlei theologische kwesties. Dat werd hem dus niet. Ik ben een groot voorstander van de oecumene. Als ik al die halflege kerken zie… In de Bavo zitten zondags nog vijftig, zestig mensen. Dan denk ik: Laten we proberen de verschillen te overbruggen en met z’n allen in de Bavo gaan zitten. In het genootschap van burgemeesters kom ik ook collega’s van de SGP en de ChristenUnie tegen. Ik waardeer hen, omdat ze ergens voor staan.”