„Geen gezag voor donor zonder opvoedtaak”
DEN HAAG. Het toekennen van oudergezag aan zaaddonoren is niet proportioneel wanneer zij in de verzorging en de opvoeding geen grote rol spelen.
Dat schrijven onderzoekers van het WODC, het onderzoekscentrum van het ministerie van Veiligheid en Justitie, in een donderdag gepresenteerd rapport over meeroudergezag.
Staatssecretaris Teeven (Veiligheid en Justitie) zegde het onderzoek in november toe, in het debat met de Eerste Kamer over het juridisch ouderschap van de vrouwelijke partner van de moeder. De wet die dit ouderschap vergemakkelijkt, is inmiddels door de Senaat aanvaard.
Tijdens het debat over deze wet rees in beide Kamers de vraag hoe het zit met het meervoudig ouderschap in gezinnen waarin naast de beide duomoeders ook de donor in beeld is als medeverzorgende ouder. De Eerste Kamer nam vervolgens het initiatief tot het instellen van een staatscommissie. Deze moet nagaan of de diversiteit aan ouderschapsvormen in Nederland inmiddels niet zodanig groot is dat er een nieuwe wettelijke regeling voor het meeroudergezag nodig is. Volgens het huidige recht kunnen in Nederland maximaal twee ouders gezagsdrager zijn. De commissie kan in kaart brengen of dat aantal moet worden uitgebreid naar drie of meer.
Slechts 17 procent van alle donoren is een medeverzorgende ouder in een co-ouderschap met beide moeders, blijkt uit het donderdag gepresenteerde onderzoek. Zo’n 26 procent is de derde, niet-verzorgende ouder naast de moeders. Ruim 30 procent fungeert vooral als symbolische vaderfiguur, terwijl 14 procent geen rol speelt in het leven van het kind.
De juridische rol van donoren die in de verzorging en opvoeding van de kinderen geen grote rol spelen, vraagt volgens het donderdag verschenen rapport om „een beperktere status” dan het volledig gezag. De staatscommissie zou alternatieven voor een beperkter gezagsrecht kunnen overwegen, bijvoorbeeld een consultatieplicht bij belangrijke beslissingen. Een andere optie is een donorschapsplan, waarin donor en moeders afspraken vastleggen.
Donoren en moeders staan neutraal tegenover het meeroudergezag, blijkt uit het rapport. Zo’n 60 procent ziet voor- en nadelen. Gelijkheid van de betrokken ouders wordt genoemd als voordeel, naast de verbetering van de rechtspositie van de verschillende partijen en de juridische erkenning van de sociale werkelijkheid. Ruim 15 procent ziet alleen nadelen. Vooral de grotere kans op conflicten bij besluitvorming en het te grote aantal partijen dat moet worden betrokken bij de besluitvorming worden als nadelen gezien.
Ook juristen en pedagogen zijn verdeeld. Een deel van hen wijst eveneens op het risico op conflicten. Anderen zouden juist nog een stap verder willen gaan dan het meeroudergezag en pleiten voor het juridisch ouderschap voor meer dan twee ouders.
Het wettelijk regelen van het meeroudergezag noemt het rapport „een fundamentele koerswijziging van het Nederlandse gezagsrecht.” Het verruimen van het juridisch ouderschap is wetstechnisch „niet minder vergaand.” Alle donoren automatisch gezag toekennen, moet volgens het rapport „in geen geval” gebeuren, gezien de diversiteit van hun rollen in gezinnen.
Hoe het belang van het kind het best kan worden meegewogen, is volgens de onderzoekers lastig te bepalen. Er is sprake van meerdere deelbelangen die soms kunnen botsen. Zo pleit het belang om een relatie te ontwikkelen met de biologische vader voor meeroudergezag, maar het belang van stabiliteit van de opvoeding door de daadwerkelijke verzorgers juist niet. Verdedigbaar lijkt in elk geval het vooraf bespreken van het mogelijk meeroudergezag van donoren met kinderen van twaalf jaar en ouder, aldus het rapport.
De staatscommissie, die overigens nog moet worden geïnstalleerd, zal het WODC-rapport bij zijn advies betrekken, aldus staatssecretaris Teeven donderdag. Behalve op de gezagsvraag rond donoren gaat het rapport ook in op het gezag van stiefouders over kinderen uit een inmiddels verbroken relatie van hun partner.