Politiek

CU en SGP voelden de druk bij oordeel over Weekers

DEN HAAG. Bij het besluit van Weekers om af te treden, woog zwaar mee dat hij, anders dan vorig jaar, dit keer ook de steun van ChristenUnie en SGP was kwijtgeraakt. Wanneer en waarom besloten Dijkgraaf (SGP) en Schouten (CU) de handen van Weekers af te trekken?

Marcel ten Broeke
31 January 2014 11:54Gewijzigd op 15 November 2020 08:33
Foto ANP
Foto ANP

Van de C3, de drie constructieve oppositiepartijen die het kabinet tot nu toe in de Senaat uit de wind hielden, had D66 vorig jaar in mei, na het debat met staatssecretaris Weekers (Financiën) over de Bulgarenfraude, al het vertrouwen in de bewindsman opgezegd. Als enige oppositiepartijen bleven CU en SGP toen nog achter hem staan. Dat ook deze twee partijen woensdagavond, na een urenlang debat, de conclusie trokken dat dit vertrouwen er niet langer was, maakte dat Weekers niet meer met goed fatsoen aan kon blijven, waarna hij de eer aan zichzelf hield en aftrad. De dag na hun besluit geven Dijkgraaf en Schouten een inkijkje in hun afweging. Bij Dijkgraaf kwam de conclusie dat het zo niet meer kon „toch nog wel vrij aan het einde van het debat. We hebben nog overwogen ons oordeel uit te stellen tot na de tweede termijn, maar het principebesluit dat we een motie van wantrouwen deze keer wél zouden steunen, hadden we al wel genomen.”

Ook bij Schouten viel het besluit ten nadele van Weekers pas ver in het debat. „Het viel tijdens een overleg met de fractie, direct na de eerste termijn. Toen maakten we de finale afweging. Overigens zijn we niet het debat ingegaan met de gedachte van: dit gaat fout. Het idee was dat Weekers moest aangeven wat er mis was en op welke wijze hij dat daadkrachtig zou gaan oplossen.”

Voor Dijkgraaf is er niet één duidelijke reden aan te wijzen waarom Weekers het vertrouwen van de mannenbroeders verspeelde. „Het is echt een stapeling geweest. Toen we vorig jaar besloten de motie van wantrouwen niet te steunen, hebben we aangegeven dat er verbetering moest komen. Dat de staatsecretaris moest laten zien dat hij de leiding had. Een jaar na dato moet je constateren dat dit onvoldoende het geval is geweest. En als je je bedenkt wat er de komende jaren nog op de Belastingdienst afkomt, zoals de overgang naar één huishoudentoeslag, moet je jezelf afvragen of Weekers die leiding nog wel nemen kón.”

Dat gold zo ook voor Schouten. „Wij spraken vorig jaar ons vertrouwen in Weekers uit, maar wel met de kanttekening dat hij het moest gaan waarmaken. Sindsdien waren er echter steeds weer momenten waarop het leek dat hij de zaken niet op orde had. In dat licht ga je het debat beoordelen en dan is toch de conclusie dat Weekers onvoldoende duidelijk kon maken dat hij in de toekomst wél voldoende daadkracht zou tonen. Uiteindelijk is dat een politieke afweging, maar wel een waarbij je inhoudelijk kijkt naar wat er is gebeurd en naar wat wij hier eerder over hebben gezegd.”

Beide Kamerleden beseften goed dat juist hún standpunt de positie van Weekers zou maken of breken. Schouten: „Daarvan waren we ons zeker bewust. En hoewel mijn besluit niets zegt over wat ik van de persoon Weekers vindt, weet je toch dat het een persoonlijke impact op hem zal hebben. Dat zit in je achterhoofd, maar je moet toch een zakelijke afweging maken.” Ook Dijkgraaf spreekt van een extra druk die hij op zijn schouders voelde. „Maar juist dan is het zaak je afwegingen zuiver te houden. En dan overheerst toch dat Weekers niet een zodanig beeld heeft neergezet dat we vertrouwen konden hebben in een trendbreuk. Ik besef dat het takenpakket voor de Belastingdienst complex is en ik verwacht ook heus niet dat daar nul fouten worden gemaakt. Maar ik mag wel verwachten dat een staatssecretaris leiding geeft en niet slechts secundair reageert.”

De uitweg die PvdA-Kamerlid Nijboer Weekers nog bood door hem te vragen wekelijks verslag uit te brengen over de toeslagen, noemt Schouten een „wonderlijk moment” in het debat. „Weekers zegde dat snel en ruiterlijk toe, maar voor ons legde dit de vraag bloot of deze bewindsman zo nog wel voldoende gezaghebbend was. Door wekelijks te rapporteren, sta je feitelijk onder curatele. Als Kamerleden zitten we dan zo ongeveer naast je op je stoel. Dan heb je als bewindspersoon nog wel erg weinig vrijheidsgraden.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer