Opinie

Christelijke politiek moet ook deuren sluiten

De omschrijving die dr. Bart Jan Spruyt geeft van christelijke politiek schiet tekort, reageert dr. C. S. L. Janse.

Dr. C. S. L. Janse
10 January 2014 16:26Gewijzigd op 15 November 2020 08:08
beeld ANP
beeld ANP

In RD 4-1 stelt dr. Spruyt de vraag of de SGP wel goed bezig was door het huidige kabinet de helpende hand te bieden. Ik durf daar ja op te zeggen, en meen dat de omschrijving die Spruyt van christelijke politiek geeft, tekortschiet.

Verrassend was zijn standpunt over het begrotingsakkoord voor mij niet. Vorige maand had hij dat ook al in het Nederlands Dagblad uitgedragen. Zelf heb ik destijds in het RD geschreven dat zo’n akkoord te verdedigen was, ook al is er op andere terreinen sprake van forse tegenstellingen. De politieke instabiliteit van ons land moet ook ons een zorg wezen. Bovendien zal een nieuw kabinet in principieel opzicht naar alle waarschijnlijkheid geen verbetering zijn.

Dat neemt niet weg dat de SGP-Kamerleden het gevaar van inkapseling moeten onderkennen. Het is altijd strelend voor het vlees om mee te tellen in de grote politiek. Om mee te mogen doen met de grote mannen. Maar de Bijbelse notie van de vreemdelingschap is ook in het Haagse relevant.

Openhouden

Spruyt plaatst zijn betoog tegen de achtergrond van een recente bevestigingsdienst. Daarin werd beklemtoond dat het staan in een ambt te vergelijken is met het openhouden van de deur voor Christus. Datzelfde zou eigenlijk ook de christelijke politiek moeten typeren, stelt Spruyt.

Maar is daar niet meer van te zeggen? En moet daar niet meer van gezegd worden? Het klassieke bevestigingsformulier van ouderlingen en diakenen spreekt ook van deuren die dicht moeten blijven. Er moet immers de wacht gehouden worden tegen de wolven die in de schaapskooi van Christus zouden kunnen komen. Ambtsdragers moeten zich beijveren dat er geen vreemde leer wordt voorgestaan en de sacramenten niet ontheiligd worden.

Ook in de christelijke politiek gaat er het niet alleen om deuren open te houden, maar tevens om deuren dicht te houden. Het kwade moet immers worden tegengestaan. De ongebondenheid der mensen moet bedwongen worden, afgoderij geweerd en uitgeroeid (art. 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis). De ernst van de zonde moet worden beseft.

Spruyt definieert de christelijke politiek in de grond van de zaak als het in stand houden van een orde waarin de rechten en vrijheden gewaarborgd zijn. Nu is dat niet echt een terminologie die in de Bijbel gangbaar is, maar met enige goede wil zou je ermee kunnen instemmen. Mits we ons realiseren dat het daarbij moet gaan om rechten en vrijheden binnen de kaders van Gods geboden. In de gangbare interpretatie van wat tot de rechten en vrijheden van de mens behoort, kom je algauw buiten die kaders uit.

Evenzo is het van groot belang dat er ruimte is voor de vrije prediking van het Evangelie en voor een leven naar dat Evangelie. Maar daarmee is bepaald niet alles gezegd wat over christelijke politiek gezegd moet worden. Je hebt in de maatschappij niet alleen grondrechten maar ook een Wetboek van Strafrecht nodig. Wat kwaad is en niet gedoogd kan worden, moet worden bestreden en ingeperkt. Hoe moeilijk dat ook is en hoe gebrekkig dat vaak ook gaat.

Drie functies

In de gereformeerde theologie worden vanouds drie functies van Gods wet onderscheiden. Naast de wet als kenbron van ellende en als leefregel in het stuk van de dankbaarheid, is er ook het burgerlijk gebruik van Gods wet. Dat is de norm voor het publieke leven, 
ook voor het overheidsbeleid.

Ongetwijfeld vormt dat burgerlijk gebruik van de wet maar een zeer gebrekkige en oppervlakkige naleving van Gods wet. In vraag 113 van de Heidelbergse Catechismus („dat ook de minste lust of gedachte tegen enig gebod Gods is”) wordt die norm veel scherper geformuleerd. Maar daarmee heeft dat burgerlijk gebruik van de wet nog wel betekenis.

Juist die functie staat onder druk. Ook onder orthodoxe christenen. Ook daar hoor je tegenwoordig dat wij nu eenmaal ons geloof niet aan anderen kunnen opleggen. Gods wet geldt wel binnen de christelijke gemeente, maar in onze geseculariseerde samenleving kun je daar niet meer mee aankomen. Zeker niet om die bindend op te leggen. Dat werkt alleen maar averechts. Daarentegen hebben de rechten van de mens wel universele betekenis.

Kennelijk is de Bijbelse notie dat de aarde en zijn volheid van de Heere zijn (Psalm 24:1) bij velen verdwenen. Het is niet zo dat wij onze normen aan anderen opleggen. Op cruciale punten is het gezag van Gods gebod in het geding. Dat gebod geldt voor alle mensen, ook al willen velen daar niet van weten. In Spruyts omschrijving van christelijke politiek heb ik dat fundamentele gegeven gemist.

De auteur is oud-hoofdredacteur van deze krant.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer