Dr. Kunz op predikantencontio: Atheïsme van nu bestond in Bijbeltijd niet
DOORN. „Bestaat er zoiets als culturele zonde tegen de Heilige Geest? Is het mogelijk dat de West-Europese cultuur afstompt door haar massieve afwijzing van het Evangelie?”
Die vraag stelde dr. A. J. Kunz woensdagmiddag in Doorn, op de eerste dag van de jaarlijkse predikantencontio van de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk in Nederland.
Van een culturele zonde tegen de Heilige Geest wil de docent godsdienst aan Driestar Educatief „na enig overwegen” echter niet spreken. „Die zonde is persoonlijk, en er is geen weg terug. Daarmee zouden we alle missionaire activiteiten doodslaan. Maar dat er sprake is van verblinding of zelfs verharding, lijkt me evident.”
Dr. Kunz hield op Hydepark voor 125 aanwezigen een referaat getiteld ”Om al Uw tekens te verstaan. Kennis van God in een postmoderne cultuur”. Hij had deze titel ontleend aan gezang 479 uit het Liedboek voor de kerken, waarin staat: „Laat dan mijn hart U toebehoren en laat mij door de wereld gaan, met open ogen, open oren, om al Uw tekens te verstaan.” Deze versregel roept volgens de predikant vragen op, „want verwijst deze wereld naar God en zijn er in de werkelijkheid tekens van God te vinden?”
Om daar antwoord op te krijgen, betrok dr. Kunz –op verzoek van de organisatoren van de contio– artikel 2 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis erbij. In februari vorig jaar promoveerde hij aan de Universiteit Leiden op een onderzoek naar dit artikel. „Hiermee brengen we een tekst in van 450 jaar oud. Met alle gevaren van kortsluiting, misverstanden en dergelijke.”
Artikel 2 verwijst naar Romeinen 1, „een Bijbeltekst die duidelijk in het kader van een universele godskennis uit de natuur staat.” Het probleem voor een vertaling van deze teksten naar de huidige tijd is volgens dr. Kunz „dat wij door de vertechnisering van de werkelijkheid verder van Paulus en Guido de Brès, de opsteller van de Nederlandse Geloofsbelijdenis, af zijn komen te staan. Het atheïsme van onze tijd bestond in de tijd van de Bijbel nog niet. Er zijn mensen die echt niets missen en die misschien wel iedere antenne voor godskennis hebben verloren. We moeten erop rekenen dat niet iedereen deze wereld als een prachtig boek zal beschouwen. Het boek der natuur als een teken van Gods bestaan, is nu minder eenduidig. Het heeft uitleg nodig. Met de bril van de Bijbel worden de vage contouren van Gods bestaan, zoals ik die door het boek der natuur kan zien, duidelijk.”
Woensdag hield ook ds. A. Verwijs uit Rockanje een referaat, over ”Mensenkind, zullen deze beenderen tot leven komen? Kerk zijn in Rwanda na de genocide”. De predikant werkte vanaf 1994 acht jaar in Rwanda, net nadat er in een periode van honderd dagen naar schatting een half miljoen tot 1 miljoen Tutsi’s en gematigde Hutu’s waren vermoord door extremistische Hutu’s. Ds. Verwijs noemde het feit dat de Bijbel een woord heeft voor het ultieme kwaad een „voordeel voor een zendingswerker in een context waar de meerderheid van de bevolking –naar schatting 95 procent– getraumatiseerd is.”
De vruchten daarvan bleven niet uit, gaf de predikant aan. „Er zijn sinds die jaren 750 huisgroepen ontstaan, waar mensen van verschillende afkomst bijeenzitten in gebed rond Gods Woord. Er ontstond spontaan verzoening.”
De boodschap van ds. Verwijs voor de kerk in Nederland is dan ook: „Leg nadruk op het belang van het gebed. Er is zo veel aan de hand, verwacht het van het werk van de Heilige Geest. En laat zien dat we woorden hebben voor de wereld.”