Senaat: Geen smoesjes over jeugdwet
DEN HAAG. De vragen die de Senaat deze week stelde over de jeugdwet dwingen het kabinet duidelijkheid te geven. In het debat moeten alle risico’s waarmee het overhevelen van de jeugdzorg gepaard gaat op tafel.
In de Tweede Kamer sprong het licht voor de jeugdwet medio oktober op groen. Een meerderheid ging akkoord, maar niet nadat het wetsvoorstel fors was gewijzigd. Dat alles maakt de behandeling van de wet in de Eerste Kamer, begin februari, nog niet tot een formaliteit, zo bleek deze week. Meer nog dan de Tweede Kamer wil ook de Senaat nog uitgelegd krijgen waarom de verantwoordelijkheid voor heel de jeugdzorg al met ingang van 1 januari 2015 bij gemeenten moet worden gelegd; van basale opvoedvragen tot gespecialiseerde, complexe jeugd-ggz.
Het antwoord van het kabinet is bekend: het huidige jeugdzorgstelsel is een ramp, omdat de verantwoordelijkheden en de geldstromen te zeer versnipperd zijn. Door alle (financiële) verantwoordelijkheid bij gemeenten te leggen, moet het stelsel efficiënter gaan werken. Gemeenten kunnen een betere onderlinge samenwerking tussen zorginstellingen afdwingen. Ook kunnen ze bevorderen dat de nadruk vooral komt te liggen op vroegtijdige, preventieve hulp.
Meerderheid
Dat moet voorkomen dat kinderen met een complexe hulpvraag veelvuldig worden doorverwezen en dat jongeren met een lichtere hulpvraag te snel in een gespecialiseerde instelling terechtkomen.
Van die filosofie lijken ook de Senaatsfracties van VVD, PvdA en CDA, getuige hun vragen, wel gecharmeerd. Voor verantwoordelijk staatssecretaris Van Rijn (VWS) is dat goed nieuws, want als deze drie partijen de jeugdwet daadwerkelijk steunen, is er ook in de Senaat een meerderheid.
Ook zij slikken het sprookje van een stelsel dat alleen door taken over te hevelen efficiënter gaat werken echter niet voor zoete koek. Integendeel. Indringend informeerden zij deze week of ze het goed begrepen hebben dat kinderen die door de huisarts worden doorverwezen naar de jeugd-ggz daar ook echt belanden. En of de sociale wijkteams, zeg maar de eerste schil van hulpverleners in gemeenten, straks genoeg deskundig zijn om hulpvragen op een goede manier te kunnen inschatten.
Van Rijn zal nogmaals uitvoerig moeten uitleggen dat hij de wet, dankzij kritiek in de Tweede Kamer, al op tal van plekken heeft aangescherpt. Zo liet hij vastleggen dat professionele richtlijnen van jeugdartsen en huisartsen leidend zijn bij doorverwijzingen en dat colleges van burgemeester en wethouders daar niet over gaan.
Risico
VVD, PvdA en CDA zijn in de Senaat kritischer dan in de Tweede Kamer over het voortbestaan van specialistische jeugdzorginstellingen voor bijvoorbeeld acute jeugdzorg die (boven)regionaal opereren. Omdat zij een regio-overstijgende functie hebben, is het aantal cliënten per gemeente soms gering. Daardoor bestaat het risico dat gemeenten ervan afzien deze instellingen te contracteren, zelfs wanneer ze daarover onderlinge afspraken maken.
Het verdwijnen van specialistische expertise is een heikel punt. Als de vrees daarover grote vormen aanneemt, moet Van Rijn de Senaat tegemoetkomen. Niet uitgesloten is dat hij toezeggingen moet doen, bijvoorbeeld dat de wet vervroegd wordt geëvalueerd, zodat bijsturen nog mogelijk is.
Ook D66, GroenLinks en SP kunnen in de Senaat nog gaan zorgen voor een verhit debat. Omdat het CDA zo lang mogelijk in het midden zal laten of het de wet steunt, zal Van Rijn hun inbreng serieus moeten nemen. Meer nog dan VVD, PvdA en CDA sneden de drie oppositiefracties deze week diverse heikele kwesties aan.
De belangrijkste gaat over de hulp die gemeenten straks verplicht moeten leveren, omdat deze voortvloeit uit een aanwijzing van de kinderrechter of de strafrechter. Te denken valt aan jeugdreclasserings- en kinderbeschermingsmaatregelen, zoals een uithuisplaatsing. Sommige gemeenten beginnen nu al vroegtijdig met hulp terwijl het onderzoek naar de noodzaak van een uithuisplaatsing nog loopt. Dat vergt echter een nieuwe werkwijze in de jeugdzorg, waarmee nog lang niet overal in het land is geëxperimenteerd. In 2015 kunnen veel gemeenten daar dus nog niet op besparen. Tel daarbij op dat deze gemeenten straks met lagere budgetten moeten gaan werken en de vraag is waar ze de investeringen in preventie en vroege hulp vandaan moeten halen. Dat is niet zomaar uitgelegd.
Afspraken
Gemeenten zullen verder proberen enige grip te krijgen op de doorverwijzingen via de huisarts. De vraag is echter of artsen erop zitten te wachten om daarover allerlei tijdrovende afspraken te maken. Er komt vanaf 2015 al heel wat op huisartsen af. Zij krijgen een belangrijke rol in de eerstelijns basis-ggz, maar moeten ook eenvoudige ingrepen gaan overnemen van medisch specialisten in ziekenhuizen.
Nog zo’n heikele kwestie is de doelmatigheid en de verantwoordingsplicht. De uitgaven aan de jeugdzorg zijn in het huidige stelsel moeilijk controleerbaar gebleken. Onduidelijk is soms waarom bepaalde zorg is ingeschakeld en wat het effect is geweest. Of gemeenten dat straks wél een-op-een kunnen verantwoorden in de gemeenteraad is nog maar de vraag. Gespecialiseerde zorg wordt niet door afzonderlijke gemeenten ingekocht, maar door gemeentelijke samenwerkingsverbanden. Als de Senaat daar nadere eisen aan gaat stellen, kan het debat dat de Senaat in februari 2014 wil voeren echt lastig worden. Om maar te zwijgen over het scenario waarin de Senaat ook een zwaar punt gaat maken van het uitwisselen van medische gegevens tussen gemeenten en hulpverleners en de privacygevoeligheid daarvan.
Dat Van Rijn met een overtuigend verhaal moet komen, staat dan ook wel vast.