Kerk & religie

Gomarus kwam op voor reformatorische genadeleer

Zijn naam is bijna onlosmakelijk verbonden met die van zijn grote tegenstrever, Jacobus Arminius. Maar wie was Franciscus Gomarus eigenlijk, en wat leerde hij precies? Was hij werkelijk de „radicale, rationalistische supralapsariër” waarvoor hij wel wordt gehouden, die een predestinatieleer voorstond waarin Johannes Calvijn zich niet meer herkend zou hebben? De Zuid-Koreaanse theoloog ds. Si Hun Kim ging op zoek naar antwoorden.

A. de Heer
26 December 2013 14:57Gewijzigd op 15 November 2020 07:54
Beeld RD
Beeld RD

Gomarus – hij behoort tot de weinige theologen uit de vaderlandse kerkhistorie die ook een doorsneekerklid nog wel íéts zeggen, al was het maar omdat er meerdere scholen naar hem zijn vernoemd. Des te opmerkelijker is het dat de laatste promotiestudie die over hem verscheen, van de hand van G. P. van Itterzon, uit 1930 dateert. En deze maand was het dus geen Nederlander, maar een Zuid-Koreaan die –aan de Theologische Universiteit Apeldoorn van de Christelijke Gereformeerde Kerken– op „de predestinatieleer van Franciscus Gomarus (1563-1641)” promoveert.

De 41-jarige ds. Si Hun Kim, geboren in Seoul, is sinds 2006 predikant binnen de Presbyteriaanse Kerk in Korea (Dae-Shin). Tot voor kort diende hij een Koreaanse gemeente in de Duitse stad Münster. „Ik ben dus nog wel predikant, maar helaas werkloos predikant. Op dit moment ben ik alleen lid van deze gemeente.”

Wat bracht hem ertoe op een zeventiende-eeuwse, Nederlandse theoloog te promoveren? „In Korea heb ik theologie gestudeerd aan de Anyang-universiteit, ten zuiden van Seoul. Een van mijn docenten was prof. Young-Kyu Kim, die in Duitsland is gepromoveerd. Hij beklemtoonde voortdurend het belang van de Synode van Dordrecht, 1618-1619. Mij interesseerde altijd bijzonder de theoloog Gomarus, die heftige discussies voerde met Arminius en de zogenoemde infralapsaristen. Ik begreep dat hij in de Nederlandse kerkgeschiedenis een belangrijke rol heeft gespeeld. Maar ik kwam er ook achter dat er na het werk van Van Itterzon uit 1930 nauwelijks nog onderzoek naar hem is gedaan.”

Hebt u daar een verklaring voor?

„Het zou te maken kunnen hebben met hoe er tegen Gomarus is aangekeken. Hij zou een radicale supralapsarist zijn. Theologen als Ritschl en Karl Barth zagen in zijn predestinatieleer een afwijking van het gedachtegoed van Calvijn. Ik geloof ook dat het niet zo eenvoudig is om in de kerk het supralapsarisme te leren. Maar ik hoop dat de theologie van Gomarus door mijn studie opnieuw wordt beoordeeld.”

U gaf uw –Duitstalige– dissertatie de Latijnse titel ”Providentiae divinae pars & Evangelii materia” mee. Kunt u die woorden toelichten?

„Ze betekenen: ”Een deel van de goddelijke voorzienigheid & Het object van het Evangelie”. Het is Gomarus’ definitie van de predestinatie, die hij in zijn strijdschriften tegen Arminius’ ”Theses theologicae de praedestinatione Dei” gebruikte. Deze definitie laat de theologische en historische context van zijn predestinatieleer zien. Het eerste deel ervan, ”De predestinatie is een deel van de voorzienigheid”, is van Thomas van Aquino. Het tweede, ”De predestinatie is het object van het Evangelie”, is reformatorisch. Het predestinatiebegrip van Gomarus rust op twee pijlers: het middeleeuws-scholastieke verstaan ervan en de reformatorische genadeleer.”

U onderzocht onder andere in hoeverre Gomarus’ predestinatie­leer voortbouwde op, bijvoorbeeld, Augustinus, Calvijn, Beza. Anders dan theologen als Ritschl en Barth constateert u dat er wel degelijk sprake is van continuïteit.

„Ritschl en Barth hebben ten dele gelijk. Zo systematisch als Gomarus de leer van de dubbele predestinatie uiteen heeft gezet, vind je het bij Calvijn niet. Tegelijk is duidelijk dat Gomarus zijn opvattingen over verkiezing en verwerping heeft overgenomen van de Geneefse theologen. De verwerping door God, van eeuwigheid, wordt ook bij hen afgeleid uit de wil van God, en zelfs de zonden van een mens vormen niet de oorzaak van zijn verwerping.

We moeten hier ook oog hebben voor de historische context. Aan de universiteiten in Europa was de middeleeuwse scholastiek wijdverbreid. Theologen beschouwden de filosofie als een belangrijk hulpmiddel bij het bestuderen van de Bijbel. Gomarus vormde hierin geen uitzondering. Hij maakte gebruik van filosofische methoden om het Bijbelse, reformatorische, ”sola gratia” –alleen door genade– te verdedigen. Wie dat bedenkt, herkent ook de lijn Augustinus – reformatoren van het eerste uur – Gomarus. Je zou kunnen zeggen dat Gomarus’ predestinatieleer de in een scholastiek kleed gehulde genadeleer is.”

Overigens, zegt de promovendus, „wil ik er wel op wijzen dat Gomarus de leer van de verwerping in zijn strijdschriften nadrukkelijk aan de orde stelt, maar die in, bijvoorbeeld, zijn ”Analysis”, waarin hij de Bijbel uitlegt, maar af en toe noemt. En op de vraag of je kunt wéten dat iemand door God verworpen is, is zijn antwoord dat verworpenen, afgezien van twee ‘gevallen’, niet te herkennen zijn. Twee uitzonderingen dus. De eerste is dat iemand de zonde tegen de Heilige Geest heeft gedaan; de tweede dat iemand zich tot aan het einde van zijn leven is blijven verstokken. Maar alleen dán kun je er iets over zeggen. En als het concreet ging om de kerk, concentreerde Gomarus zich niet op de vraag of een lid een gelovige of een huichelaar was, maar of het Evangelie en het sacrament correct gepredikt en bediend werden. In die zin is het hoofdthema van Gomarus’ ecclesiologie, zijn kerkleer, de vraag of de zichtbare kerk de kenmerken van de ware kerk draagt.”

Volgens de eerste stelling bij uw proefschrift versterkte de „systematisering” van de predestinatie­leer van Gomarus zich in de loop van zijn strijd tegen Arminius (1604-1609) en leidde deze tot een „verdonkering” van het calvinistische ”electio in Christo”, de verkiezing in Christus.

„Vóór het debat met Arminius lees je ook bij Gomarus dat de gelovigen in Christus verkoren werden. Hij schrijft: „De gelovigen werden in Christus verkoren en zij worden door Christus zalig.” Maar daarna kom je de uitdrukking ”gelovigen zijn in Christus verkoren” niet meer tegen. Gomarus zegt dan alleen nog dat gelovigen door de drie-enige God zijn verkoren. Ik vermoed dat hij zo de mening van Arminius wilde bekritiseren. Arminius beweerde dat de woorden in Efeze 1:4, „uitverkoren in Christus”, betekenen dat God de gelovigen die in Christus zouden gaan geloven, heeft uitverkoren. Gomarus wilde daartegenover het onvoorwaardelijke karakter van de predestinatie beklemtonen. Maar daarmee verdween dus de notie ”electio in Christo”.”

Tijdens de Dordtse synode disputeerde Gomarus met Matthias Martinius, een gereformeerde theoloog uit Bremen, over de plaats van Christus in de predestinatieleer. Veel deelnemers verwonderden zich erover dat synode­voorzitter Johannes Bogerman de opvatting van Gomarus hierover niet van de hand wees, schrijft u.

„Ik geloof dat dit een belangrijk bewijs is voor het feit dat de reformatorische kerk in Europa het supralapsarisme niet afwees. Ik zou ook wensen dat de, laat ik zeggen, voordelen van het supralapsarisme verder onderzocht zouden worden. Niet dat de kerk zich opnieuw in een strijd hierover zou moeten storten. Maar ik constateer wel dat er zowel voor het supra- als voor het infralapsarisme voor- en tegenargumenten zijn.”

Een van de argumenten tegen het gedachtegoed van Gomarus en de contraremonstranten is altijd dat God daarin tot een tiran, en tot „auteur van de zonde” zou worden gemaakt.

„Gomarus dacht zo absoluut niet. Er waren wel calvinisten –de Franeker hoogleraar Maccovius bijvoorbeeld– die het zo radicaal stelden, maar Gomarus heeft altijd gezegd dat God de zonde „toegelaten” heeft.”

Toch schrijft ook Calvijn in zijn ”Institutie” dat God Adams val niet slechts toeliet, maar die ook wilde. Want „waarom anders zullen we zeggen dat God het toelaat, dan omdat Hij het zo wil?”

„Iemand als Albert Pighius wierp dit Calvijn ook voor de voeten. Calvijn antwoordt hem dan dat hij „nabije” oorzaken en oorzaken „ver weg” vermengt. De schuld van de ondergang van de verworpenen ligt bij henzelf, moet op de „nabije” oorzaken worden teruggevoerd. Overigens benadrukt Calvijn voortdurend dat wij mensen, met ons beperkte verstand, eerbiedig halt dienen te houden voor zaken die verborgen liggen in Gods geheime raad.”

In hoeverre spelen discussies rond de uitverkiezingsleer ook in uw geboorteland?

„Korea heeft nog niet zo’n lange kerkgeschiedenis. Pas eind negentiende eeuw brachten zendelingen uit Amerika en Engeland er het Evangelie. Debatten over de predestinatieleer zijn er nog niet geweest. De Presbyteriaanse Kerk in Korea, waartoe ik behoor, staat wel de calvinistische predestinatie­leer voor.”

Dat de thematiek in Nederland nog altijd leeft, bewees de onrust die er in 2008 ontstond rond de promotie van dr. W. A. den Boer op Arminius, eveneens in Apeldoorn. Een van zijn conclusies was dat Arminius met zijn opvattingen „beslist binnen de bedding van de gereformeerde theologie” bleef. Hoe kijkt u hiertegen aan?

„Hm… Dat is geen gemakkelijke vraag. Ik ben geen specialist als het om Arminius gaat.

In Korea heb ik Arminius slechts als een vijand van Gomarus en van de genadeleer van de reformatorische kerk leren kennen, als een pelagiaan dus. De studie van Den Boer vind ik interessant, omdat hij me ook een andere kant van Arminius laat zien.

Ik geloof niet dat Arminius een pelagiaan is. Maar hij opent wel een deur naar het pelagianisme. Hij staat op de grens tussen de evangelische genadeleer en het pelagiaanse denken. Dr. Den Boer stelt dat Gomarus de zienswijze van Arminius niet precies heeft begrepen. Zelf denk ik dat Gomarus het gevaar van Arminius heeft ingezien. Diens aanhangers hebben de grens overschreden.

Is Arminius een gereformeerd theoloog? Ik kan het niet precies zeggen. Hij heeft Christus en het geloof in Christus in de predestinatieleer beklemtoond. Bij Melanchthon tref je vergelijkbare noties aan. Maar Arminius heeft de onvoorwaardelijke genadeleer verdonkerd. Als het om die leer, om het sola gratia, gaat, verwijdert Arminius zich, naar mijn mening, geleidelijk aan van de kerk van de Reformatie.”

Uw proefschrift behandelt een, in Calvijns woorden, „ingewikkelde kwestie, in de ogen van velen.” Wat kan een gewoon gemeentelid, ook in Zuid-Korea, met uw studie?

„De kerk in Korea is sterk beïnvloed door twee christelijke stromingen: het Amerikaanse evangelicalisme en de pinkster­beweging. Beide leggen de nadruk op individuele ervaring en geloofszekerheid. Dat heeft ertoe geleid dat de ecclesiologie, het besef van gezamenlijkheid, in de Koreaanse kerk zwak ontwikkeld is. Deze nadruk op het individu veroorzaakt veel problemen. De kerkleer zoals je die in Nederlandse kerken en bij gereformeerde theologen, onder wie Gomarus, aantreft, kan ook de Koreaanse kerk helpen.”

Wat gaat u na morgen doen?

„Volgende week vlieg ik, met mijn vrouw en onze beide kinderen, naar Korea terug. Ik hoop dat ik dan in de Koreaanse kerk aan de slag kan.”


Supralapsarisme

Niet zo heel veel mensen zullen begrippen als supra- en infralapsarisme –in ds. Kims proefschrift komen ze veelvuldig voor– nog kunnen uitleggen. Hooguit roepen ze (vage) herinneringen op aan catechisatie. „Ik ben ter wereld gekomen als supra­lapsariër, een bovenvaldrijvertje”, blikte Franca Treur, auteur van de roman ”Dorsvloer vol confettie”, in 2011 terug tijdens een bijeenkomst met theoloog Harry Kuitert in Amsterdam.

In zijn studie citeert ds. Kim de Kamper theoloog drs. P. L. Rouwendal om de termen uit te leggen. „Onder de gereformeerden was verschil van inzicht waar het ging om de volgorde in Gods besluit. Ging de zondeval in Gods besluit vooraf aan de predestinatie of ging de predestinatie vooraf aan de zondeval? De vraag was niet of de predestinatie voorafging aan de val van Adam in de tijd, maar of het besluit ten aanzien van de val logischerwijze voorafging aan het besluit betreffende de predestinatie. Zowel supra- als infralapsaristen erkenden dat het besluit van eeuwigheid voorafging aan alle gebeurtenissen in de tijd, inclusief de zondeval. Zij die meenden dat de predestinatie voorafging aan de val worden supra­lapsaristen genoemd (van supra, boven, en lapsus, val). Zij die zeiden dat de predestinatie volgde op de val, worden infralapsaristen genoemd (van infra, beneden, en lapsus, val).”


Links:

Voor meer over Franciscus Gomarus, zie: Gomarus was geen onverdraagzame scherpslijper

Zie voor een interview met dr. W. A. den Boer naar aanleiding van zijn proefschrift over Jacobus Arminus (2008): Oog voor de historische Arminius

Voor een verslag van zijn promotie: Dr. Van Asselt: In de godsleer vallen de beslissingen

Voor meer over Arminius en de remonstranten: De Remonstrantie 400 jaar. Ontstaan, historie, actualiteit

Voor de door Franca Treur gebruikte term ”bovenvaldrijvertje”: Walcheren verbindt Franca Treur met Kuitert

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer