Muziek

Liedboek werpt licht op kersttijd in de middeleeuwen

Kerst in de late middeleeuwen: hoe ging dat, hoe klonk dat? Een liedboek uit de 15e eeuw biedt een inkijkje.

25 December 2013 12:08Gewijzigd op 15 November 2020 07:54
Het kerstlied ”Ons is gheboren nu ter tijt” uit het handschrift Berlijn 190. De tweestemmige muziek is genoteerd in de zogenaamde hoefnagelnotatie. Beeld Staatsbibliothek Preussischer Kulturbesitz, Berlijn
Het kerstlied ”Ons is gheboren nu ter tijt” uit het handschrift Berlijn 190. De tweestemmige muziek is genoteerd in de zogenaamde hoefnagelnotatie. Beeld Staatsbibliothek Preussischer Kulturbesitz, Berlijn

De Mariënburgkapel in het centrum van Nijmegen is een uitgelezen plek om een liedbundel van rond 1480 tot klinken te doen komen. In de 15e eeuw leefden hier in het kloostercomplex Mariënburg, toen nog buiten de stadsmuren, nonnen die zich rekenden tot de beweging van de moderne devotie.

Een soortgelijke vrouwengemeenschap, maar dan in de buurt van Utrecht, is naar wordt aangenomen de context waarin het zogenoemde liederenhandschrift Berlijn 190 (zie eerste kader onder) is ontstaan. Het manuscript is deze maand in een vuistdikke wetenschappelijke editie uitgegeven (zie tweede kader onder). Ter gelegenheid daarvan organiseerde het Soeterbeeck Programma van de Radboud Universiteit Nijmegen donderdag in de Mariënburgkapel een avond rond middeleeuwse kerstliederen.

Op zo’n avond moet er niet alleen gesproken worden. Het mooist is het als de liederen waarover het gaat ook tot klinken komen. Dat gebeurt. Het ensemble Trigon –vanavond bestaande uit een sopraan, een alt en een instrumentalist– is gespecialiseerd in het authentiek uitvoeren van middeleeuwse muziek.

Een serene, eeuwenoude klank vult de kapel als de musici de liederen een-, twee- of driestemmig vertolken. Zo moet het inderdaad ongeveer geklonken hebben als de nonnen hun stemmen verhieven. Liederen waarin ze de komst van het Kerstkind (”Ons is gheboren nu ter tijt”), de schoonheid van het hemelleven (”Midden in den hemel”), de zoetheid van Jezus (”Ihesu dulcis memoria”) of de heilige Sint-Nicolaas (”Nicolai solempnia”) bezongen. In het Middelnederlands, in het Latijn, of in een mengtaal. Dat er vanavond een vedel, blokfluit, bellen en trommel meedoen, dat is waarschijnlijk niet authentiek. Hoewel. „Bij de moderne devoten werden instrumenten niet gebruikt, maar met Kerst mocht het wel. Dat was zo’n groot feest”, aldus artistiek leider Margot Kalse van Trigon.

Vluchtig

Dr. Dieuwke van der Poel van de Universiteit Utrecht was een van de eindredacteuren van de uitgave van Berlijn 190. Ze probeert deze avond een ”soundscape” van de middeleeuwen te maken: wat hoorde je in de 15e eeuw? Dat is nog niet zo eenvoudig na te gaan, aldus de neerlandica, want klank is vluchtig. En ook het overdragen van liederen was een mondelinge aangelegenheid. „Des te bijzonderder dat de muziek uit die tijd er weer is, omdat ze opgeschreven werd.”

Ze laat een wastafeltje zien waarop in het Middelnederlands een Marialied is geschreven, inclusief muzieknotatie. En een rekeningenboek van de graaf van Holland uit 1440 waarin iemand een drinkliedje noteerde. Daarbij vergeleken is het handschrift Berlijn 190, waarin zo’n 230 liederen zijn opgenomen, vaak met melodienotatie, een bijzondere bron.

Het handschrift bevat veel kerstrepertoire. Waarschijnlijk is het namelijk deels een zogenoemd winterstuk, met liederen voor de periode advent tot Pasen. Sowieso was Kerst de periode waarin veel gezongen werd.

Van der Poel laat een „extreem voorbeeld” zien waaruit blijkt dat verschillende mensen na elkaar aan het handschrift gewerkt hebben. Een lied over de geboorte van het Kind werd later aangevuld met strofen over de herders en de wijzen. „Daarmee werd het verhaal compleet gemaakt. Uiteindelijk is het liedboek een collectief product.”

De meeste liederen zijn anoniem overgeleverd. Sommige worden toegeschreven aan mensen zoals Bernard van Clairvaux, Johannes Brugman, Thomas a Kempis en zuster Bertken.

Of Van der Poel weet wanneer de nonnen in de Utrechtse leefgemeenschap deze liederen zongen? „Voor een deel misschien tijdens liturgische momenten. Maar ik denk ook gewoon tijdens het werk buiten of onder het weven, op het ritme van het weefgetouw.”

Huisvader

In welke spirituele sfeer moeten we het 15e-eeuwse liedboek plaatsen? Volgens prof. dr. Johan Oosterman van de Radboud Universiteit is dat een sfeer waarin het ingewikkelde theologische verhaal van de Bijbel dicht bij de mensen wordt gebracht door de verbeelding te laten spreken.

De mediëvist laat dat zien aan de hand van liederen, én met afbeeldingen uit luxe handschriften uit diezelfde tijd. De herders bijvoorbeeld, die opvallend vaak in de liederen voorkomen, zijn „gewone, vrolijke jongens”, die niettemin het Kindje op de mond kussen als ze het begroeten. „Dichterbij kan het niet.”

Ook Maria en Jozef worden afgeschilderd als heel gewone mensen. Jozef is bijvoorbeeld de „al te menselijke huisvader” die de was ophangt of de pap voor het Kind maakt. Maria krijgt juist door haar gewoonheid een bijzondere rol. „Zij staat als moeder van Jezus dichter bij de mensen dan Jezus Zelf. Zo wordt ze een middelares, een brug naar God. Vandaar dat de liedjes over Maria erg populair waren.”

Die nabijheid is wel gericht op een doel, aldus Oosterman. „Het gaat erom dat je deel krijgt aan het heil, dat je in de hemel komt. Dat kan door de navolging van Christus, waar iemand als Thomas a Kempis de nadruk op legde. Maar ook door je zó in te leven in het Bijbelverhaal dat je er zelf onderdeel van wordt.”

Opvallend is het fenomeen ”kindje wiegen”, een gebruik in de kersttijd. Op het altaar in de kerk stond dan een wiegje met een pop erin. En ook alle kinderen hadden een wiegje met pop meegenomen. Allen tegelijk gingen het kindje Jezus wiegen, terwijl ze luidkeels zongen. Een lied als ”Universalis ecclesia”, met als refrein ”Eya, eya, eya, eya, alleluia, deo in excelsis”, herinnert aan die praktijk. „De klank van het kindje wiegen”, aldus Oosterman. „Ook dat hoort bij de uitdrukking van nabijheid. Zo werd het grote geheim van Jezus’ geboorte in kerstliederen uitgedrukt.”

Saamhorigheid

Prof. dr. Peter Nissen van de Radboud Universiteit trekt in zijn gesproken essay de lijn door naar vandaag. „Het overgrote deel van de bevolking weet nog wel waar Kerst over gaat, maar het heeft voor velen geen religieuze betekenis meer. Samenzijn en lekker eten zijn vaak belangrijker dan kerkgang.”

Dat was in de middeleeuwen anders, aldus de hoogleraar spiritualiteitsstudies. „Het christelijk geloof was net zo vanzelfsprekend als de lucht die je inademde. Daar hoefde je niet bewust voor te kiezen, zoals in onze tijd. Alleen als je van het geloof je werk maakte door in een klooster te gaan, was het een bewuste keuze.”

De vraag is volgens Nissen echter hoe diep in de middeleeuwen het religieuze kerstgevoel bij de modale burger zat. „Zo’n liedboek stamt uit de kring van de religieuze professionals. Maar misschien dachten de gewone gelovigen wel niet veel anders dan velen nu. Het waren vaak arme sloebers die de winter moesten zien door te komen. Dan zijn licht, warmte, extra vlees en de toestemming om in het bos gratis een boom te kappen belangrijke aspecten van het kerstgevoel. Ook in de late middeleeuwen was Kerst een feest van saamhorigheid.”

Verschil met nu is wel dat destijds „natuur en bovennatuur samensmolten”, zegt Nissen. Dat is volgens hem nu anders. Hij citeert Kees Fens: „De hemel is naar beneden gekomen en ligt om ons heen, in scherven op de aarde.” Nissen: „Kerst wordt nu horizontaal beleefd. Het gaat om menselijke verbondenheid, de heiligheid van het samenzijn. Niet meer om het geloof in de maagdelijke geboorte. Dat was bij de zusters destijds wel anders. Die verlangden naar de hemel, naar de gelukzaligheid.”


Liederenhandschrift Berlijn 190

Het liederenhandschrift Berlijn 190 –zo genoemd vanwege het plaatsnummer in de Staatsbibliothek zu Berlin– is een van de belangrijkste bronnen van het laatmiddeleeuwse geestelijke lied uit de sfeer van de moderne devotie in de Lage Landen. Het gaat om een boekje van zo’n 16 bij 11 cm met 186 perkamenten bladen waarop 237 teksten genoteerd zijn. Het zijn overwegend geestelijke liederen, vaak met muzieknotatie, in het Latijn en het Middelnederlands. Het handschrift dateert uit de tweede helft van de 15e eeuw (rond 1480) en is ontstaan in (de omgeving van) Utrecht. Het perkamenten boekje bevat een groot aantal kerst- en Marialiederen en is vermoedelijk ontstaan in een religieuze gemeenschap. Zeer waarschijnlijk moet gedacht worden aan een vrouwenklooster.


Middeleeuwse verzamelhandschriften

In de serie ”Middeleeuwse Verzamelhandschriften uit de Nederlanden” van uitgeverij Verloren in Hilversum is deze maand als deel 12 een kritische uitgave van het liederenhandschrift Berlijn 190 uitgekomen (ISBN 978 90 8704 387 2; 725; blz.; € 56,-). Het boek verschijnt onder auspiciën van het Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. De uitgave was een lang gekoesterde wens van de ”Werkgroep voor het laatmiddeleeuws geestelijk lied in de Lage Landen”, die in 2002 werd opgericht door Jeske van Dongen. Hierin bundelden onderzoekers uit verschillende disciplines –musicologie, neerlandistiek, latinitas, geschiedenis van de religie en paleografie– die bezig waren met het laatmiddeleeuws geestelijk lied, hun krachten.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer