Buitenland

Syrische vluchtelingen overspoelen Jordanië

Bij het woord vluchtelingen doemt al snel het beeld van eindeloze tentenkampen op. Maar in Jordanië leven Syrische ontheemden vooral in dorpen en steden. In kelders en overvolle appartementen. Of gewoon op straat.

mr. Richard Donk

23 December 2013 17:53Gewijzigd op 15 November 2020 07:52
De Syrische Khadija raakte door een bombardement zwaargewond. Wekenlang lag ze in het ziekenhuis om van haar ernstige brandwonden te genezen. beeld RD, Henk Visscher
De Syrische Khadija raakte door een bombardement zwaargewond. Wekenlang lag ze in het ziekenhuis om van haar ernstige brandwonden te genezen. beeld RD, Henk Visscher

Het is snijdend koud in Amman. En al helemaal voor Jordaanse begrippen. Waar in de stad ’s zomers de temperatuur met gemak boven de 40 komt, stijgt het kwik nu nog maar net tot boven het vriespunt.

De straten zijn opvallend leeg. Veel Jordaniërs blijven liever zo veel mogelijk binnen, in plaats van de koude te trotseren.

Voor de tientallen Syrische vluchtelingen die zich voor de ingang van het Italiaanse ziekenhuis hebben verzameld ligt dat anders. Zij móéten wel naar buiten. Want hier kunnen zij zich bij hulpverleningsorganisatie Caritas melden voor gratis medische hulp. Variërend van kleine ingrepen en medicijnen tot een bezoek aan de tandarts.

Dik ingepakt kijken ze met schuwe blikken naar het westerse bezoek. De Syriërs houden zich liever gedeisd. Niet iedereen zit erop te wachten zijn leed met vreemden te delen.

Bovendien zijn de spanningen tussen Jordaniërs en vluchtelingen de laatste tijd behoorlijk opgelopen. De Jordaanse opvangcapaciteit barst uit haar voegen. Amman heeft al herhaaldelijk de noodklok bij de Verenigde Naties geluid.

Afgunst speelt ook mee. Syrische ontheemden pikken alle baantjes in omdat ze bereid zijn tegen een lager loon te werken. En door de enorme vraag naar woonruimte worden de huurprijzen almaar opgestuwd.

Mehsen Shahin wil zijn verhaal echter wel kwijt. Hij woonde tot april in de Syrische stad Homs. Twee jaar lang doorstonden hij en zijn vrouw de zware gevechten in en rond de stad. Twee neven kwamen bij bombardementen om het leven. Een oom en tante en hun zoon werden zonder pardon in hun huis doodgeschoten.

En zo gaat het maar door. „Mijn neef is al twee keer ontvoerd. En een andere neef werd in de taxi vermoord.”

Dat gebeurde vooral bij gevechten tussen het regeringsleger en soldaten van het Vrije Syrische Leger. Toen kwamen de jihadstrijders de stad in. Hevige gevechten braken uit. „Wie op wie schoot, was volstrekt onduidelijk”, zegt Shahin. „Ik zat er middenin. Om vijf uur ’s morgens drongen ze mijn woning binnen. Een van hen sloeg me met de kolf van zijn geweer hard tegen mijn borst. Ik kreeg geen adem meer. En nog steeds kan ik geen zware dingen dragen.”

Dit voorjaar ging het voor Shahin niet langer. Een bom verwoestte zijn huis volledig. „Ik was in één keer alles kwijt”, vertelt hij. Naar eigen zeggen heeft hij door het trauma spontaan een huidziekte opgelopen.

Via Libanon kwamen Shahin en zijn vrouw in Amman terecht. Met alleen hun kleren als bezitting. Daar werd ook hun eerste kind geboren. Ze huizen in de kelder van een appartementencomplex. Maar voor dat onderkomen moeten ze omgerekend wel ruim 100 euro per maand neertellen.

„Ik heb bij de VN een verzoek om financiële bijstand ingediend”, vertelt de Syriër. „Die kreeg ik niet omdat ik een koelkastje had. Ik had het dus blijkbaar te goed. Dus probeer ik als dagloner wat bij te verdienen, maar Syriërs mogen officieel hier eigenlijk niet werken.”

Of Mohsen Shahin een uitweg uit het conflict ziet? Vertwijfeld steekt hij zijn handen in de lucht. „Het wordt alleen maar ingewikkelder”, roept hij uit. „Eerst was het alleen het Vrije Syrische Leger tegen Bashar. Nu vecht iedereen tegen iedereen.”

Met president Bashar al-Assad als zodanig heeft Shahin niet zo veel problemen. Wel met de kliek om hem heen. Hij laat zijn identiteitskaart zien. „Zie je: hier staat soennitisch. Ze discrimineren de soennieten. We kunnen geen fatsoenlijke opleiding volgen, we krijgen de laagste baantjes toebedeeld.”

Aan vechten heeft de vluchteling nooit gedacht. „Dat is absoluut niet aan de orde. En ook niet voor mijn familie. Wij lijden alleen maar.”

Dat laatste geldt ook voor Khadija. Ze is 33, maar ze lijkt jaren ouder. Nerveus plukt ze aan haar sluier. Maar vertellen wil ze toch. Over hoe ze met haar man en zeven kinderen vluchtte van Aleppo naar Damascus, in de hoop dat ze daar veilig zouden zijn.

Niets bleek minder waar. Een bom trof hun huis in een buitenwijk van Damascus. De echtgenoot van Khadija werd gedood, vertelt ze in een bijzin – bijna achteloos. De zwangere Syrische liep brandwonden over haar hele lichaam op.

Twee maanden lag ze in het ziekenhuis. De kinderen werden bij familieleden ondergebracht. Eenmaal ontslagen wilde de zwaar verminkte vrouw zo snel mogelijk met haar kroost het land uit, weg van het geweld.

Illegaal staken ze de grens met Jordanië over. Daar kwamen ze in het kolossale vluchtelingenkamp Zatari terecht. Twee maanden bleven ze er. „Op een dag zag een vrouw in de wasruimte mijn brandwonden. Die heeft me toen geholpen om naar Amman te komen”, vertelt ze.

In de Jordaanse hoofdstad zorgt haar zus voor Khadija en haar kinderen. Zo goed en zo kwaad als het kan. Zes dagen geleden werd het achtste kindje geboren. Khadija schuift haar mouw omhoog en toont haar zwaar verminkte arm. „Zo ziet mijn hele lichaam eruit. Ik kan mijn baby niet eens de borst geven.”

Huur kan de Syrische moeder niet betalen. Samen met haar oudere kinderen verzamelt ze op straat plastic flessen en ander afval om te verkopen.

Waarom haar dit allemaal is overkomen? Berustend legt Khadija de handen in haar schoot. „Dat is de wil van God. Ik dank Hem nog steeds dat er niets met mijn kinderen is gebeurd.”


Een boodschap van liefde

Een persoonlijke missie. Zo betitelt Suhad Zarafili de hulpverlening aan Syrische vluchtelingen in Jordanië.

Zarafili is landendirecteur van de christelijke organisatie Caritas. De Palestijnse weet wat het is om vluchteling te zijn. „Ik ben geboren in Nablus, op de Westelijke Jordaanoever”, zegt ze veelbetekenend.

Sinds acht jaar zwaait Zarafili de scepter over het centrum van Caritas in de Jordaanse hoofdstad Amman. Eerst ontfermde ze zich vooral over Iraakse vluchtelingen, maar de afgelopen drie jaar is de focus noodgedwongen naar de honderdduizenden Syrische ontheemden verschoven.

De situatie in Syrië is niet met die in Irak in 2003 te vergelijken, meent Zarafili. „In het geval van Irak was men redelijk algemeen van mening dat het land met het vertrek van Saddam beter af zou zijn. Uiteindelijk bleek dat overigens niet het geval, maar dat had niet met zijn persoon te maken. Bij Syrië weten we op voorhand dat de val van president Assad de zaak alleen maar erger zal maken.”

Maar er zijn ook overeenkomsten, legt de directeur uit. „Het begint ermee dat mensen elkaar gaan haten. In dit geval sjiieten en soennieten. Dat leidt ertoe dat je er op een gegeven ogenblik niet meer voor terugdeinst om je buurman te vermoorden. Dan volgt wraak op wraak. En al snel weet je niet meer waar het zal eindigen.”

Hoe leg je dat aan de kinderen van deze vluchtelingen uit? Zarafili: „We beleggen veel groepssessies. Daarin proberen we een boodschap van liefde en vrede mee te geven. We wijzen erop dat God deze situatie niet zo heeft gemaakt, maar dat mensen er zelf verantwoordelijk voor zijn.”

De Palestijnse gaat voor naar de eerste verdieping van het centrum. Daar bevindt zich de psychiatrische afdeling. „Je kunt je wel voorstellen dat de vluchtelingen bijna allemaal een trauma hebben. Vanmorgen nog was hier een man die vertelde dat hij in Syrië vijftien mensen had gedood. Hij merkte dat hij zo weer een keukenmes zou kunnen pakken en mensen op straat vermoorden, inclusief zijn eigen familie.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer