Belangrijkste afspraken pensioenakkoord
DEN HAAG (ANP). Kabinet en coalitie hebben woensdag een pensioenakkoord gesloten met de oppositiefracties D66, ChristenUnie en SGP. Het is een aanpassing van een eerder kabinetsplan, waarvoor onvoldoende steun bleek te bestaan in de Senaat. Hieronder de belangrijkste afspraken.
- Vanaf 2015 mag er jaarlijks met fiscale hulp 1,875 procent van het inkomen voor pensioen worden gespaard. In het oorspronkelijke wetsvoorstel was dat 1,75 procent. Op dit moment is de maximale pensioenopbouw nog 2,25 procent.
Door de lagere pensioenopbouw kunnen de pensioenpremies fors worden verlaagd. De Nederlandsche Bank ziet erop toe dat pensioenfondsen dat ook echt doen. Door de lagere premies houden burgers meer geld over, dat ze kunnen besteden aan bijvoorbeeld consumptie. Dat is goed voor de economie.
De pensioenopbouw van 1,875 procent geldt tot een jaarinkomen van een ton. Voor bedragen daarboven komt er een vrijwillige spaarregeling. Die wordt betaald met geld uit het sociaal akkoord.
Er komt een apart pensioenfonds voor zzp’ers. Zij hoeven straks niet meer hun pensioengeld ‘op te eten’ als ze in de bijstand belanden.
Voor het oorspronkelijke pensioenplan had het kabinet een bezuiniging van 2,8 miljard ingeboekt. Dat bedrag valt lager uit door de versoepelingen. Het gat van rond de 600 miljoen wordt gedekt door te snijden in de subsidies om ouderen aan de slag te houden en door minder geld beschikbaar te stellen voor lastenverlichting voor bedrijven. Ook worden pensioenfondsen straks btw-plichtig. Op langere termijn lopen de kosten van het pensioenakkoord weer terug, waardoor er in de toekomst bijna 0,5 miljard beschikbaar is voor lastenverlichting.
Het kabinet gaat ervan uit dat het ondanks de lagere pensioenopbouw toch mogelijk blijft een goed pensioen op te bouwen, omdat iedereen straks langer werkt en dus langer kan sparen voor zijn oudedagsvoorziening. Met een jaarlijks opbouwpercentage van 1,875 kan in 40 jaar een pensioen worden gespaard van 75 procent van het gemiddelde inkomen.