Christenen in Syrië gaan duistere Kerst tegemoet
DAMASCUS. De benarde christenen in het door oorlog verscheurde Syrië bereiden zich voor op een kille en duistere Kerst.
In Syrië is de strijd om het strategisch uiterst belangrijke Qalamoungebergte in alle hevigheid losgebarsten. Dit gebergte begint ten noorden van Damascus en buigt vervolgens westwaarts richting de Bekaavallei in Libanon. Deskundigen schatten dat zich in dit gebergte tussen de 25.000 en 40.000 gewapende rebellen verschanst hebben. Velen daarvan behoren tot radicale islamitische milities. In de regio van het Qalamoungebergte bevindt zich een gordel van plaatsen waar veel christenen wonen. Momenteel wordt het ene na het andere dorpje of stadje echter verwoest.
Op 21 oktober vielen radicale islamitische milities het christelijke stadje Sadad (15.000 inwoners) aan en werden zeker 46 christenen in koelen bloede vermoord en kerken en kloosters vernietigd. Human Rights Watch (HRW) bracht recent een rapport uit waarin de gebeurtenissen in Sadad werden gekwalificeerd als oorlogsmisdaden. Volgens HRW zijn er bewijzen dat de schade aan de kerken opzettelijk is toegebracht. Open Doors International bevestigde dat Syrische christenen thans „doelwitten zijn geworden van salafistische en jihadistische groeperingen.”
Christenhonden
Tussen 16 en 20 november werd het stadje Qara vrijwel met de grond gelijkgemaakt. Vader George Louis, priester van de plaatselijke Sint-Michaëlskerk, vertelde aan de media wat er zich in Qara had afgespeeld. Hij zag een patroon dat zich steeds herhaalde: jihadisten vallen een christelijke plaats aan, doden de bevolking en branden het dorp of stadje af.
Op deze wijze vielen op 16 november 3000 jihadisten Qara binnen. De priester vertelde dat 35 christelijke families hun toevlucht zochten in de kerk, waar ze gezamenlijk vurig baden om uitkomst. Gewapende jihadisten die hun gezicht bedekt hadden en duidelijk geen Syriërs waren, kwamen de kerk binnen en zeiden: „We zullen jullie allemaal doden, christenhonden, en deze afgodenplaats afbranden.”
De kerk werd door de jihadisten inderdaad in brand gestoken, maar vader George Louis wist met de meeste christenen uit Qara te ontsnappen. Ze vluchtten naar de nabijgelegen christelijke plaats Deir Atieh. Kort daarna, op 25 november, vielen duizenden jihadisten ook Deir Atieh aan, waar ze een ware klopjacht begonnen op christenen. „We zaten vier dagen en vier nachten zonder water, elektriciteit en voedsel in schuilkelders”, aldus de priester.
Bovengronds voerden de jihadisten een waar schrikbewind. Kerken en moskeeën werden in brand gestoken. De bevolking sloeg massaal op de vlucht, maar de jihadisten controleerden de identiteitspapieren. Inwoners met een christelijke naam werden gevangengenomen, ontvoerd als gijzelaars of als menselijk schild gebruikt. Sindsdien is er van deze christenen niets meer vernomen. De Syrische kerken weten niet of ze nog in leven zijn.
Nonnen
Op 1 december keerden jihadistische milities plotseling terug naar het stadje Maaloula, dat ze op 4 september ook al hadden aangevallen. De inwoners ontvluchtten indertijd het stadje. De gewapende milities trokken zich vervolgens grotendeels terug uit Maaloula en hielden zich schuil in de omringende bergen of op de daken van hoger gelegen woningen. De christen Sarkis Hana keerde in die tijd vanuit Damascus terug naar zijn geboorteplaats Maaloula. Sluipschutters schoten hem echter door het hoofd. Hij overleed ter plaatse, vier kinderen achterlatend.
Een aantal religieuze zusters was in Maaloula in het klooster van Sint-Thecla achtergebleven omdat ze een grote groep weeskinderen niet in de steek wilden laten. Op 2 december drongen de jihadisten het klooster binnen en eisten dat twaalf nonnen met hen mee zouden gaan als ze het leven van de weeskinderen wilden redden.
De zusters werden vervolgens ontvoerd. Ze zouden zich in het stadje Yabrud bevinden. In een videoboodschap zeiden de nonnen dat ze ongedeerd zijn.
Wat betreft Maaloula: de jihadisten lieten vervolgens vanuit de bergen brandende autobanden naar beneden rollen richting het in een dal gelegen stadje. Een groot gedeelte van de woonhuizen zou zijn afgebrand. Een familie uit Maaloula zag op foto’s dat er van hun ouderlijk huis nog slechts as en ruïnes over waren. Ze huilden tranen van verdriet om „wat verloren is gegaan en nooit meer zal terugkomen.”
Doodsangsten
De meeste inwoners van Maaloula vonden onderdak in Damascus. De oorlog eist echter ook daar zijn tol. E-mails van vrienden in Damascus schetsen een verbijsterend beeld van hun dagelijks leven. George woont in een wijk waar alle woningen uit drie of vier verdiepingen bestaan. Zijn hele familie heeft in geen weken werkelijk geslapen vanwege het gedreun van bombardementen en raketten. Vanuit locaties rondom Damascus worden voortdurend lukraak raketten afgeschoten op de stad en de inwoners staan voortdurend doodsangsten uit.
Onlangs sloeg zo’n raket ’s nachts in op een woonblok op slechts 50 meter afstand van de woning van George. Het gebouw werd totaal verwoest en in de verre omgeving ervan sneuvelden de ruiten. De meeste mensen hebben echter geen geld om het glas te vervangen, terwijl de temperaturen ’s nachts het vriespunt naderen. George schreef: „Wij nemen iedere dag voordat we gaan slapen afscheid van elkaar, want we weten niet wanneer het onze beurt is.”
Vorig jaar kocht zijn familie vanwege de situatie in Syrië een kleine kerstboom zonder verlichting. Dit jaar zal er helemaal geen kerstboom zijn: het is te gevaarlijk om de woning te verlaten om er een te kopen. De Syrische christenen bereiden zich voor op een kille en duistere Kerst.