Van Steensel: Christen, vertrek uit de biblebelt
WOUDENBERG. Christenen uit de biblebelt zouden bewust naar andere regio’s moeten verhuizen om missionair bezig te zijn, vindt Nico van Steensel. De oud-zendingswerker sprak zaterdag tijdens een informatiebijeenkomst, georganiseerd door de commissie zending van de Hersteld Hervormde Kerk.
Van Steensel, die in het verleden werkte voor de Zending Gereformeerde Gemeenten (ZGG) in Nigeria en voor de Gereformeerde Zendingsbond (GZB) in Angola, sprak voor een volle zaal in plaats van ds. W. Pieters, die verhinderd was. Het thema van zijn toespraak was: ”Op zoek naar de witte vlekken”.
Hij pleitte in het bijzonder voor zending in de grote steden. Er wonen sinds enkele jaren wereldwijd meer mensen in steden dan op het platteland. Ruim 500 steden tellen meer dan 1 miljoen inwoners. In deze dikwijls nog niet lang bestaande agglomeraties hechten de bewoners doorgaans aan de regio waar ze vandaan komen en worden diverse talen gesproken. Van Steensel: „Wij zien steden dikwijls als symbolen van de zonde, maar er is soms een grote openheid voor het Evangelie. De Heere heeft erbarmen met grote massa’s.”
De oud-zendingswerker pleitte ervoor dat christenen uit de biblebelt gaan verhuizen naar streken waar minder Bijbelgetrouwe christenen wonen, bijvoorbeeld naar Groningen, Limburg en Noord-Brabant, maar ook naar de grote steden. „Verhuizing naar dergelijke regio’s is een verwaarloosde vorm van zendingswerk. Christenen in de stad kunnen de evangelisten goed van dienst zijn”, vindt hij.
Ook voor migranten en vluchtelingen is zendingswerk nodig, vindt Van Steensel. Het is wel belangrijk voor de zendeling om de desbetreffende cultuur te kennen. In de Bijlmer, waar zendingswerkers uit Afrika arbeiden, gaat het om tientallen verschillende groepen met hun eigen gewoonten.
Jacob Karels, die in 2009 vanuit de hersteld hervormde gemeente van Ede voor Wycliffe Bijbelvertalers werd uitgezonden naar Tanzania, sprak over barrières in het werk van de zending. De taalkundige vindt het onjuist om te stellen dat de westerse cultuur dichter bij de Bijbel staat dan de Afrikaanse. Elementen zoals de agrarische samenleving daar, de meer zichtbare cyclus van leven en dood en de geestenwereld, staan er juist dichterbij. Het westerse materialisme en het mechanische wereldbeeld zijn juist barrières.
Als een grote culturele hinderpaal in het contact met Tanzanianen ziet Karels het verschil in taal. Hij heeft bewust geïnvesteerd in het leren van de lokale taal om bij het hart van de mensen te komen. „Dat wordt door hen zeer gewaardeerd en gezien als echte interesse.”
Het taalverschil speelt ook bij het vertalen van de Bijbel. „Tanzanianen denken heel anders over de bede ”Geef ons heden ons dagelijks brood” dan Nederlanders. Voor hen is brood een luxeproduct dat ze niet elke dag eten.”
Een gevoel van superioriteit bij westerlingen is ook een belemmering. „Westerlingen waren superieur in het koloniale tijdperk. Tanzanianen zijn er gevoelig voor. Soms is het verschil tussen het trainen van mensen en het brengen van beschaving maar heel dun. Straal nederigheid en dienstbaarheid uit.” Karels vindt het goed dat een Tanzaniaan leider is van het vertaalteam. Zo helpen de westerse specialisten de Tanzanianen met hun project en niet omgekeerd.
De vertaler acht het belangrijk dat christenen in Nederland geen culturele barrières opwerpen voor de boodschap van het Evangelie. „Christenen dienen een missionaire houding te hebben ten opzichte van hun buurt. Contacten in de wijk zijn belangrijk. Ze moeten geen veilige muren optrekken waarachter ze zich kunnen verschuilen, maar ze moeten de eigenaardigheden van hun eigen subcultuur opruimen. Welke offers wil men brengen om de barrières met de niet-christelijke medemensen af te breken?”