Binnenland

Bange herinneringen aan Bersiap in Indonesië

HARDENBERG. Hij overleefde de Bersiap, de moordpartijen door Indonesische jongeren op verzwakte Europeanen die pas uit de Japanse interneringskampen waren bevrijd. „Pas toen we naar Nederland konden en ons schip de Indonesische wateren verliet, voelden we ons echt vrij.”

L. Vogelaar
6 December 2013 11:19Gewijzigd op 15 November 2020 07:31
Ensing. beeld RD, Anton Dommerholt
Ensing. beeld RD, Anton Dommerholt

Hardenberger W. Ensing (85) bracht zijn jeugdjaren in Nederlands-Indië door, van 1928 tot 1946. In de jaren 1960-1962 werkte hij voor de Zending Nederlandse Hervormde Kerk als onderwijzer op Nieuw-Guinea. Hij was naar de archipel teruggekeerd, ondanks de angstige avonturen die hij er had meegemaakt.

Het kwam allemaal weer boven door de stelling die de Amerikaanse Indonesiëkenner William H. Frederick vorige maand in het Journal of Genocide Research poneerde: de moordpartijen in Nederlands-Indië vlak na de capitulatie van Japan verdienen de kwalificatie genocide (volkerenmoord).

Jonge Indonesische strijders wilden voorkomen dat Nederland na de capitulatie van Japan het koloniale gezag zou herstellen. Vele duizenden Nederlanders, indo’s –nakomelingen uit relaties tussen Europese mannen en inlandse vrouwen– en minderheden zoals Molukkers, Chinezen en Timorezen werden omgebracht.

Ensing was ook meermalen in groot gevaar. Dat Japan had gecapituleerd, hoorde hij pas een week na dato: het werd in jongenskamp Ambarawa 7 op Midden-Java op 23 augustus 1945 bekendgemaakt. „We huilden van blijdschap. De vreugde werd echter getemperd door de mededeling dat we het kamp niet mochten verlaten: dat was niet veilig, vanwege de fanatieke jonge onafhankelijkheidsstrijders, de pemuda’s. Overmoedig negeerden we dat bevel. We zwierven uit over de stad om van onze vrijheid te genieten en onze moeders op te zoeken in kamp 6.

In dat kamp deed mijn oudere zus dienst in de ziekenbarak. Na de Japanse capitulatie werden de zieken overgebracht naar het militaire ziekenhuis in Magelang, onze vroegere woonplaats. Wij mochten mee. Omdat er te weinig ruimte was, kwam ik met andere jongens in officierswoningen buiten het terrein terecht.

Daar zijn we maar kort geweest. Op een vroege morgen stonden er enkele vrachtwagens voor de deur. Pemuda’s bevalen ons in te stappen. De schrik sloeg ons om het hart, want we hadden verhalen gehoord over de wreedheden die ze bedreven: brandstichting, moord, verkrachting.”

Massale aanval

De jongens werden naar de gevangenis gebracht. „Met z’n twintigen in een cel. Daar zaten we enkele dagen in angst en vrees, maar ook met de zekerheid dat er een God is Die naar gebeden luistert.”

Onverwachts werden ze bevrijd. Britse troepen moesten de orde in Indië handhaven zolang het Nederlandse gezag niet was teruggekeerd. Een van hun officieren ontwapende de wacht bij de ingang van de gevangenis en beval de pemuda’s de Nederlandse jongens vrij te laten.

„We moesten wel zonder bewaking naar het militaire kamp teruglopen. Daar kregen we ander onderdak, maar de ellende begon opnieuw. We werden aangevallen door 4000 pemuda’s, terwijl we door slechts 30 Gurkha’s –soldaten uit Brits-Indië– werden bewaakt. Er werd hard gevochten. De toestand was hachelijk. Een van de Gurkha’s zat naast mijn bed uit het raam te schieten.”

De pemuda’s zagen kans een van de barakken van het militaire kamp te veroveren. In grote nood baden de Nederlanders om verlossing. De commandant slaagde erin het kamp te verlaten en hulp te halen: Japanse soldaten! Zij ontzetten de belaagde Europeanen.

Het werd te gevaarlijk in Magelang. „Per trein werden we geëvacueerd: naar Semarang en drie dagen later naar Bandung. We werden in scholen ondergebracht. Uit verveling zocht ik werk: meehelpen aan de aanleg van een prikkeldraadversperring. We moesten er echter mee ophouden omdat pemuda’s ons vanaf de andere kant van het ravijn beschoten.

Ik werd aan het werk gezet bij een verhuisdienst. Ook niet ongevaarlijk, want we kwamen op grondgebied dat in handen van de Indonesiërs was. Er gingen dan ook altijd een paar soldaten met ons mee.”

Er kwam voor Ensing abrupt een eind aan het werk: „De volgeladen vrachtauto maakte een scherpe bocht, waardoor ik eraf vloog en op straat terechtkwam. In plaats van werken moest ik nu met een gewond been omhoogzitten. De volgende morgen bracht de verhuisdienst me een slof sigaretten.

Toen mijn moeder hoorde dat vader in Batavia was –hij had de dwangarbeid aan de Pakan Baroespoorweg op het eiland Sumatra overleefd, maar was lichamelijk een wrak–, zijn we daarheen gegaan. In april 1946 vertrokken we met de Klipfontein naar Nederland.”

Het verleden in de Verre Oost bleef Ensing bezighouden. „We hebben ervaren dat de Heere er altijd was.”


Lees ook in Digibron

Klik hier voor een interview met W. Ensing over zijn periode in het Japanse interneringskamp

Vijftig jaar na de overdracht van Nieuw-Guinea vertelde Ensing over zijn periode op dat eiland

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer