Lonen groeien uit elkaar
De loonongelijkheid in Nederland zal de komende jaren fors toenemen als gevolg van een toenemende schaarste aan hoogopgeleiden.
Deze conclusie trekt het Centraal Planbureau (CPB) op grond van een onderzoek waarvan de uitkomsten donderdag werden bekendgemaakt. In de periode 1969-1996 nam het aantal hoger opgeleiden (mensen met een hbo- of wo-opleiding) sterk toe. In 1969 was één op de tien een hoger opgeleide, maar in 1996 was de verhouding één op drie. Dit betekent een gemiddeld groeipercentage van 4,1 procent per jaar. Deze stijging zou tot een aanzienlijke vermindering van beloningsverschillen hebben moeten leiden, maar deze zijn nauwelijks afgenomen, ondanks het overvloedige aanbod van hooggeschoolden, zegt het CPB.
De oorzaak hiervan is dat de vraag naar arbeid sterk is verschoven in de richting van hoger opgeleiden. De meest aannemelijke verklaring hiervoor is de toepassing van nieuwe technologieën waarmee hoger opgeleiden productiever worden dan lager opgeleiden. Daardoor neemt de vraag naar hooggeschoolden toe.
Beloningsverschillen tussen hoog- en laagopgeleiden zullen in de periode 2000-2020 dan ook aanzienlijk gaan toenemen als de stijging van de vraag naar hooggeschoolde werknemers doorzet. De reden hiervoor is dat volgens projecties van het Centraal Bureau voor de Statistiek en het CPB de groei van het aanbod van hooggeschoolden in die periode afvlakt. Tot 1996 was de stijging gemiddeld 4,1 procent per jaar, maar dat daalt tot 2020 naar 0,6 procent. Daardoor wordt hooggeschoolde arbeid relatief schaars en zullen de lonen van hoger opgeleiden stijgen ten opzichte van die van lager opgeleiden.
Om loonverschillen te verkleinen zou de overheid het aanbod van hoger opgeleiden kunnen vergroten door het hoger onderwijs meer te subsidiëren, maar dat is waarschijnlijk niet erg effectief. Ten eerste is een grote stijging nodig van het aantal hoger opgeleiden. De instroom in het hoger onderwijs zou met circa 50 procent moeten toenemen om de loonverhoudingen constant te houden. Ten tweede lijken de potentiële deelnemers aan het hoger onderwijs vrijwel niet te reageren op de prijs. Daardoor zijn zeer forse subsidies nodig om de instroom in het hoger onderwijs te vergroten.