Commentaar: boeten voor bijstand
In een hoorzitting liet de Kamer zich gisteren informeren over de gevolgen van de plannen waarmee het kabinet de bijstand wil versoberen. Wie inschakelde op het moment dat daarbij twee bijstandsgerechtigden aan het woord kwamen en direct weer uitschakelde, zal menen dat die versobering beter vandaag dan morgen kan worden doorgevoerd.
Zo gaf de ene bijstandsgerechtigde aan met het aanvragen van de uitkering plots „met een megasalaris van ruim 900 euro” de rijkste van zijn complete studentenhuis te zijn geworden en nauwelijks druk te hebben ervaren om er weer vanaf te komen. Ook de andere bijstandsgerechtigde –die zich fel keerde tegen de tegenprestatie die het kabinet wil opleggen– zette niet bepaald een fraai beeld neer, toen hij de vraag van een Kamerlid wat de gemeente dan wél van hem mocht vragen, beantwoordde met: „Niets. De gemeente werkt voor óns, en niet andersom.”
Toch waren gemeenten, sociale diensten en belangenorganisaties gisteren vrij unisono in hun afwijzing van de bijstandsplannen van staatssecretaris Klijnsma (Sociale Zaken). Dat daarmee, zoals een deelnemer van de Bijstandsbond het verwoordde, „de frontale aanval op de uitkeringsgerechtigden is ingezet”, is een tikkeltje overdreven, maar er hangt wel degelijk een zweem van afrekening en boetedoening omheen, die ervoor zorgt dat –zeker in de beeldvorming– de goeden onder de kwaden lijden.
Ja, de bijstand is een vangnet waar mensen zo snel mogelijk uit moeten zien te komen. Maar dat dan toch vooral door hen eruit te helpen, niet door hen eruit te ‘pesten’. Wie straks de geüniformeerde regels overtreedt, krijgt drie maanden geen uitkering. Dat werkt sóms misschien prima, zoals bij burgers van wie wordt vermoed dat ze stiekem neveninkomsten hebben, maar voor mensen op het sociale minimum met kinderen kunnen de gevolgen zéér groot zijn.
Daarnaast zal de verplichting voor 400.000 bijstandsgerechtigden tot het leveren van een tegenprestatie veel extra bureaucratie vergen, wat ten koste kan gaan van de belangrijkste taak van sociale diensten: mensen aan het werk helpen. De praktijk laat ook zien dat dit kan leiden tot verdringing, wanneer mensen met een uitkering werk doen dat voorheen gewoon betaald werd. Voorkomen moet worden dat de bijstand op die manier feitelijk het nieuwe –en lagere– minimumloon wordt.
Het zou daarom goed zijn als het kabinet het huidige pakket nog eens tegen het licht houdt. Dat laat onverlet dat er naast de vele welwillenden ook een hardnekkige groep uitkeringsgerechtigden bestaat die, zoals een van de sprekers het gisteren verwoordde, „wel kunnen, maar niet willen.” Bij die groep mogen de duimschroeven best worden aangedraaid, al gaven gemeenten en sociale diensten aan daartoe al voldoende middelen in handen te hebben en liever zelf te blijven bepalen of en wanneer ze die inzetten. Op extra en uniforme verplichtingen van een overheid, die juist stelt te willen decentraliseren om maatwerk mogelijk te maken, zat duidelijk niemand te wachten. Zeker niet als er ook nog eens méér moet, met minder geld. Daarvoor is de grote groep van bijstandsgerechtigden zowel te veelkleurig als te kwetsbaar.