Politici, geef ons visie
De klacht is van alle tijden, maar zeker ook van 2013: politici hebben geen idee waar het met Nederland heen moet. Ze hebben –aan het Binnenhof en in de media een dodelijk verwijt– geen visie. Maar wat is visie eigenlijk? En hoe kunnen bezonken en consistente meningen opnieuw een plaats krijgen in het politieke debat?
Schuif eens aan bij een willekeurig Kamerdebat, bijvoorbeeld bij dat over de begroting van Veiligheid en Justitie, afgelopen woensdag. En turf dan eens het woordje ”visie”. Maar liefst 54 keer nemen de dames en heren volksvertegenwoordigers het in luttele uren tijd in de mond.
En altijd in verwijtende zin. De tegenstander, of het nu een andere fractie is of de minister, mist ten enenmale visie. Een inspirerend toekomstbeeld? De bewindsman ontbeert het. Een weloverwogen mening over waar het met Nederland in het algemeen en met de rechterlijke macht in het bijzonder heen moet? Het is triest, maar het collega-Kamerlid heeft van dat product geen grammetje in huis.
Toegegeven, dit soort verwijten behoort tot het politieke spel. Als de camera’s snorren, verwijt je de opponent gebrek aan visie. Dat scoort altijd.
Toch is er meer aan de hand. Ook buiten het bereik van radio en tv klagen burgers, opinieleiders en politici over de ondraaglijke leegheid van de politiek. De vroegere PvdA-leider Den Uyl, díé had tenminste nog visie. Maar tegenwoordig? Of je nu Rutte neemt of Samsom, Buma of Pechtold, ze beschikken niet over langetermijnconcepten, en waaien derhalve met alle winden mee. Toch?
Sybe Schaap, behalve hoogleraar water policy & governance en VVD-senator ook filosoof, doet aan die analyse niets af. „Haast niemand lijkt meer een helder idee te hebben over wat de beste inrichting van onze samenleving is. Kwamen vroeger in Kamerdebatten nog weleens wat dieper liggende inzichten aan bod, zoals bij de ARP het begrip soevereiniteit in eigen kring, tegenwoordig vind je dat nergens meer. De waan van de dag regeert.”
Een voorbeeld?„We zijn voor de vrijheid van het individu, maar in het strafrecht gaan we de rechten van dat individu keihard te lijf.” En denk vooral niet dat Schaap zijn eigen partij buiten schot houdt. „De VVD lijdt net zo goed aan dit euvel als alle anderen. Een paar jaar geleden waren we nog mordicus tegen de aantasting van de hypotheekrenteaftrek; nu gaan we die wel degelijk afbouwen. En Rutte regelt in Brussel allerlei dingen voor Nederland, maar geeft zodra hij thuis is stevig af op de EU. „Minder Europa”, roepen we allemaal in koor. Maar als je vraagt: „Waar dan? Op welke punten? Zet dat eens op een rij”, dan staat de wagen stil. Het politieke debat is zó verbrokkeld en kreterig geworden.”
Voorbeelden van een gebrek aan visie schudt ook SP-senator Arjan Vliegenthart, tevens directeur van het wetenschappelijk instituut van zijn partij, direct uit zijn mouw. „Kort voor de zomer kwam minister Plasterk met zijn nota ”Bestuur in samenhang”, omdat wij hem in de Senaat om een visie hadden gevraagd. Maar een echte visie op bestuurlijke hervormingen bevat deze nota niet. Hij zit vol tegenstrijdigheden. Bestuurlijke vernieuwing moet eigenlijk van onderop komen, erkent de bewindsman, maar hij stelt vervolgens wel dat het kabinet gewoon wil dat drie provincies samengaan, al heeft dat drietal zelf er helemaal geen behoefte aan.”
Zorgelijk
Of neem de decentralisatie. „In de jaren negentig hadden we een enorme centralisatiegolf. Groter was beter, in de onderwijs, in de zorg, overal moest gefuseerd worden en moest de schaal groter. Nu gaan we verantwoordelijkheden weer volop bij lagere niveaus leggen. Het is allemaal erg hapsnap. En de burger is gewoonlijk de dupe. Dat vind ik zorgelijk.”
Dat de klacht over een gebrek aan visie van alle tijden is, beseft Vliegenthart terdege. „Ik zat deze week, ter voorbereiding op een volgende week te houden debat in de Eerste Kamer, te lezen in de handelingen van 1932, toen het parlement de blasfemiewet besprak. Ook toen was steeds de klacht: het kabinet heeft geen visie.”
Dat betekent niet dat er aan begin van de 21e eeuw niets aan de hand is. Als het om conceptueel denken gaat vormt 1989, vindt Vliegenthart, een keerpunt. „Na de val van de geleide staatseconomieën in Oost-Europa leek de liberale wereldbeschouwing de grote overwinnaar. „Opeens is iedereen liberaal geworden. Behalve Jan Marijnissen”, zei Bolkestein destijds, waarbij hij overigens de kleine christelijke partijen vergat.”
Na de val van de Muur werd visie, meent de SP-denker „van een deugd plotseling een ondeugd. We werden allergisch voor zogeheten blauwdrukken. Van dat taboe hebben we nog altijd last. Je zag het toen Rutte onlangs zijn H. J. Schoolezing hield. Visie is volgens hem bijna een vies woord. Hij gaat, zegt hij, gewoon problemen oplossen.”
Hebben partijen dan echt helemaal geen visie? Henk Woldring, emeritus hoogleraar politieke filosofie en oud-senator voor het CDA, twijfelt. „Partijen hébben wel een visie. Die staat op papier en is gewoonlijk redelijk doordacht. Maar het probleem ontstaat in de praktijk, als er onder hoge druk een coalitie gesmeed moet worden. Dan worden er vaak zo veel concessies gedaan dat alle glans van de politiek af gaat.”
Dat is volgens Woldring overduidelijk gebeurd bij de huidige coalitie van VVD en PvdA. „Deze jongens, Rutte en Samsom, hebben zich grandioos vergist. Ze dachten dat het in de Eerste Kamer vanzelf goed kwam. Daardoor hebben ze niet alleen bij de formatie water bij de wijn moeten doen, maar moeten ze ook nu nog voortdurend schipperen met de oppositie. Een man als Samsom heeft best visie, maar ja, hij moet een coalitie van ijzer en leem bij elkaar houden, hè?”
Fouten bij coalitievorming leiden vaker tot verlies aan elan en richtingsgevoel. „Het CDA had daar veel last van in de gedoogcoalitie met Wilders. Mensen als Verhagen wilden graag stoer overkomen en gingen steeds meer een rechtse, semiliberale koers varen. Dat stond mij zo tegen dat ik in 2010 mijn lidmaatschap van het CDA heb opgezegd.”
Uitgekleed
Verhagen verdween van het toneel, de rechtse koers bleef. „Eigenlijk is de hele CDA-ideologie uitgekleed”, zegt Woldring, die diverse diepgravende studies over het christendemocratische denken op zijn naam heeft staan. „Over eigen verantwoordelijkheid spreken partijvertegenwoordigers momenteel nog wel, maar andere typische CDA-beginselen, zoals sociale gerechtigheid, solidariteit en duurzaamheid, zijn begrippen waar je tegenwoordig niemand meer over hoort. Ik vind dat onvoorstelbaar. Over verlies aan visie gesproken.”
Opportunisme en het kortetermijndenken van de polls brengen partijen, waaronder het CDA, tot het verwaarlozen van de eigen ideologie, denkt Woldring. „Balkenende bijvoorbeeld is goed begonnen, met ondermeer zijn waarden- en normendebat. Maar ook hij werd meer en meer een politicus die primair gefocust was op de eerstvolgende verkiezingen.”
Schaap bevestigt die analyse. „Verkiezingen gaan tegenwoordig haast uitsluitend over hoe je de macht verovert, terwijl ze moeten gaan over hoe je Nederland wilt besturen.”
Maar premier Rutte heeft het toch regelmatig over de participatiesamenleving? Dat duidt toch op een visie, een concept? Schaap zucht eens diep. „Ach ja, wat zal ik daarvan zeggen? Soms lijkt iets op een visie, maar is het dat toch niet. „Hierna zal de wereld nóóít meer hetzelfde zijn”, zei Den Uyl tijdens de oliecris. Maar het duurde niet lang of we gingen wel degelijk op de oude voet verder.”
Van de kreet participatiesamenleving is Schaap niet onder de indruk. „Daarachter schuilt het vermoeden dat de verzorgingsstaat is doorgeschoten en moet worden teruggedrongen. Maar, vraag ik: Wie moet dan eigenlijk die taken overnemen? Individuen? Of instellingen? Dáár is allemaal zo slecht over nagedacht. Het is meer van: laat ik er ook eens een begrip uit plukken, dan tel ik in het debat ook een beetje mee, en dan mogen anderen bij die term denken wat zíj willen.”
Woldring: „Participatiesamenleving is een containerbegrip. We roepen met zijn allen: niet leunen op de overheid. Maar als er één instituut is waarop je mág leunen, is het de overheid. De overheid is als de stok naast een plant; neem je hem weg, dan gaat die plant hangen.”
De wetenschapper wil daarmee niet zeggen dat afslanken van de overheid bij voorbaat een verkeerde gedachte is. „Het gaat mij om de juist volgorde in denken en handelen. De eerste vraag zou moeten luiden: Welke taken behoort een overheid uit te voeren? Pas daarna komt vraag 2: Wat kunnen we hiervan in onze tijd realiseren? Zeg toch niet te snel: de overheid kan het wel met een hemdje minder doen. Zij is wel de dienares van God!”
Afgestraft
PvdA-leider Den Uyl sloot in 1973 zijn regeringsverklaring af met de beroemde woorden: „Waar visie ontbreekt, komt het volk om.” Zijn we inmiddels aan het omkomen? Vliegenthart wil niet té somber zijn. „Sommige partijen zijn bezig te herbronnen. Zo presenteerde de PvdA begin dit jaar het rapport ”Van waarde”. Een CDA-denktank maakte in 2012 de keuze voor het radicale midden. Dat vind ik positief. Alleen, het zet nog niet echt door. In debatten in het parlement merk je er nog weinig van.”
Toch zal dat moeten gebeuren, denkt de SP-senator. „De burger wil het ”grote verhaal” weer horen dat schuilgaat achter de dagelijkse schermutselingen. Steeds vaker hoor je van mensen: We snappen niet waaróm de politiek dit of dat doet. Als de grote partijen nalaten visie te tonen, worden ze straks electoraal keihard afgestraft.”
Een sprankje hoop koestert ook VVD’er Schaap. „Ik treed nog weleens op voor de JOVD. Dan valt me op dat jonge mensen ontzettend enthousiast reageren op wat ik te berde breng. Daar kan ik, om zo te zeggen, mijn colleges politieke filosofie goed kwijt. Dat geeft enige moed.”
Den Uyl en het Spreukenboek
„Waar visie, waar uitzicht ontbreekt, komt het volk om.” Met die inmiddels gevleugelde woorden besloot premier Den Uyl in 1973 de regeringsverklaring van „het meest linkse kabinet ooit.”
Wat de PvdA-voorman met deze aan het Bijbelboek Spreuken herinnerende wijsheid wilde bereiken, lag voor de hand. De ex-gereformeerde sociaaldemocraat hoopte hiermee een gevoelige snaar te raken bij met name antirevolutionairen en christelijk-historischen, van wie hij het bijzonder prettig zou vinden als zij de hoofdlijnen van het kabinetsbeleid zouden willen steunen.
Waar Den Uyl zijn citaat vandaan haalde, was minder duidelijk. Ging het wellicht om Spreuken 11:14: „Als er geen wijze raadslagen zijn, vervalt het volk”? Dan zou het wel een zeer vrije weergave van de tekst zijn, of die nu uit de Statenvertaling of uit de Nieuwe Vertaling genomen was. Meer voor de hand lag het te denken aan Spreuken 29:18: „Als er geen profetie is, wordt het volk ontbloot.” Een profeet heet immers ook wel een ziener of visionair?
De PvdA’er zelf heeft zich over de exacte vindplaats nooit uitgelaten. En eigenlijk doet het er ook niet zo veel toe. Den Uyls variant behoort inmiddels tot de canon van de Nederlandse parlementaire geschiedenis. Dat zijn de feiten.
Aan het Binnenhof klinkt de spreuk nog met enige regelmaat. Al was het maar om, zoals D66-leider Pechtold vorig jaar november in het debat over de regeringsverklaring van Rutte II deed, een visieloos kabinet genadeloos over de knie te leggen. „Ja echt, meneer Rutte, waar visie ontbreekt…”