CU-Kamerlid Schouten riep staatssecretaris Klijnsma (Sociale Zaken) dinsdagmiddag tijdens een debat over het armoedebeleid op de toegang tot het beschermingsbewind te beperken door meer en beter te toetsen op de kwaliteit en de noodzaak ervan.

Bij het beschermingsbewind neemt iemand de verantwoordelijkheid op zich voor het beheren van de financiën van een ander, maar omdat volgens Schouten „nu iedereen nu zomaar beschermingsbewind kan voeren” wisselt de kwaliteit sterk waardoor er bij burgers verkeerde verwachtingen worden gewekt. „Beschermingsbewind staat niet gelijk aan schuldhulpverlening. Mensen denken dat beschermingsbewind de oplossing is, maar de vorderingen en de schulden blijven bestaan”, aldus Schouten.

Toch heeft het kabinet besloten dat vanaf volgend jaar verkwisting en het hebben van problematische schulden al voldoende reden is om beschermingsbewind toe te kennen. De problemen zullen hierdoor toenemen, vreest het CU-Kamerlid. Ook de gemeenten zullen dit volgens haar merken. Schouten: „De kosten van het beschermingsbewind komen bij de gemeenten terecht. Zij moeten dit betalen uit de bijzondere bijstand. Dit gaat ten koste van de hulp aan anderen, zeker als gemeenten door de Wet Werk en Bijstand maatregelen van het kabinet ook al vaker de bijzondere bijstand moeten inzetten.”

In een reactie stelde Klijnsma te willen onderzoeken hoe kan worden voorkomen dat gemeenten al te veel geld aan het beschermingsbewind uitgeven.

Schouten riep Klijnsma verder op om te voorkomen dat incassobureaus te snel hoge kosten in rekening brengen aan mensen met betalingsachterstanden. Schouten: „Mensen met schulden worden zo onnodig dieper het moeras in geduwd. Dit is onwenselijk. Er moet niet over de rug van mensen die al financiële problemen hebben geld worden verdiend.”