Gods dag
2 Kronieken 28:10
„Bij u zijn schulden tegen de Heere uw God.”
Gedenkt de sabbatdag dat gij dien heiligt. Hoe ver is het er vandaan dat deze dag, door bekeerden en onbekeerden, naar de mening des Geestes geheiligd wordt! God heeft die éne dag van de week voor Zichzelf afgezonderd; maar hoe wordt de Heere niet van die éne dag beroofd en dezelve aan de duivel, de wereld en de zonde gegeven.
Jezus Christus is Heere van de sabbat, maar hoe vaak wordt die Hem ontnomen; op hoeveel wijzen wordt hij niet ontheiligd in steden en dorpen; in de vertrekken van de aanzienlijken en in de hutten van de armen; door kopen en verkopen, door vermaak en op die dag ongeoorloofde arbeid; door ouderen en jongeren, door aanzienlijken nog meer dan door geringen!
Ook dit maakt een van de grote, God onterende en hemeltergende zonden van Nederland uit. God zei van Israël: Indien gij naar Mij niet zult horen, om de sabbatdag te heiligen, en om geen last te dragen als gij op de sabbatdag door de poorten van Jeruzalem ingaat, zo zal Ik een vuur in haar poorten aansteken, dat de paleizen van Jeruzalem zal verteren en niet wordt uitgeblust.
En bij de profeet Ezechiël: Zij ontheiligden Mijn sabbatten zeer, zodat Ik zei Mijn grimmigheid te zullen uitgieten. Over hen in de woestijn, om hen te verdoen. O land, bij u is een grote schuld tegen de Heere uw God!
Ds. G. F. Gezelle Meerburg, predikant te Almkerk
(”Leerredenen”, 1850)