Dat zei voormalig VVD-gedeputeerde Ton Hooijmaijers dinsdagavond aan het einde van de zesde en laatste dag in het proces dat tegen hem is aangespannen. Maandag eiste het Openbaar Ministerie (OM) 4 jaar cel tegen hem wegens omkoping, valsheid in geschrifte en het witwassen van bijna 0,5 miljoen euro.

De soms geëmotioneerde Hooijmaijers verweet het OM in een uitgebreid betoog tunnelvisie. „Maar ik kan het begrijpen. Als je na jarenlang onderzoek en kilometers tapgesprekken geen bewijs vindt, dan is dat frustrerend. Ik snap ook dat het moeilijk is om dan te erkennen: er leek rook, maar er is geen vuur.”

Hooijmaijers noemde het onderzoek „onzorgvuldig en onkundig”, en het OM „vooringenomen”: „Wat er tijdens de verhoren wordt gezegd, doet er kennelijk niet toe.” De „echte gotspe” noemde hij „dat het er niet toe doet of die bedrijven iets van mij hebben gehad. Het gaat erom dat ze in de toekomst misschien ooit nog eens iets aan mij zouden hebben.”

Hij noemde het proces opnieuw een „politieke afrekening” en „een persoonlijke hetze”. „Barbertje moest hangen. Deze zaak stinkt. Ik zou dit niet hebben gedaan, en dan zeker niet voor deze bedragen. Dan zou ik gaan twijfelen aan mijn eigen geestelijke capaciteiten.”

Hooijmaijers noemde het neveneffect op zijn gezin „onevenredig groot” en vroeg de rechtbank een snelle, duidelijke uitspraak. Het OM riep hij op „de strijdbijl te begraven nu niets is bewezen”. Hij zei de uitspraak vol vertrouwen tegemoet te zien.

In een urenlange uiteenzetting had raadsman Frits Schneider kort daarvoor bij de rechtbank de onschuld van zijn cliënt bepleit. De advocaat sprak over „ontspoorde vervolgingsdrift”, „bewijsarmoede” en „bijzonder opsporingsgeweld”. Hij vroeg in zijn pleidooi - door het OM betiteld als „selectief”- vrijspraak op alle punten.

De uitspraak in de zaak is 3 december.