Zorgmijder valt tussen wal en schip in Dordtse vrijstaat
DORDRECHT. Corry van der Kraan van MEE Drechtsteden, een begeleidingsdienst voor mensen met een beperking, is bezorgd over het lot van een groep mensen in de Papendrechtsestraat in Dordrecht. „Dit gaat mis. Ik ben bang dat ze de winter niet overleven.”
De straat in de Dordtse achterstandswijk De Staart is hooguit 200 meter lang, aftakking van de doorgaande Merwedestraat. Aan het eind van de straat ligt de rivier. Links torent de Ark van Noach hoog op, daarachter schemeren de contouren van het historische stadscentrum.
De Papendrechtsestraat: een rij grauwe woningen in verval, sommige deels gesloopt. Verderop gaan de krotjes over in loodsen. Desolaat decor. De regen gutst uit het grijze zwerk en maakt de entourage nog troostelozer.
De straat in De Staart staat al jaren op de nominatie om te worden gesloopt. „Officieel bestaat de straat al niet meer”, veronderstelt Van der Kraan. Door de crisis is de bouw van de nieuwe wijk Stadswerven uitgesteld.
Op termijn gaat deze buurt tegen de vlakte, in afwachting daarvan vormen de pandjes het onderkomen van een gemêleerd gezelschap. „Er zitten krakers tussen. Met hen hoef je geen medelijden te hebben. Zij willen niet anders.”
Wanhopig
Maar er wonen ook mensen die door allerlei omstandigheden tussen de wal en het schip zijn terechtgekomen. Ze wonen in de pandjes, een oude caravan of een aftandse bus. „Ze komen met geen mogelijkheid weg. Hoezeer ze hun best ook doen.”
De bewoners zijn hier van lieverlee neergestreken. „Afgelopen zomer had het nog iets romantisch, een beetje een vrijgevochten bende, een vrijstaat. Maar nu met die regen en straks als het gaat vriezen is de lol er af”, veronderstelt een Dordtenaar die iets verderop in de Merwedestraat woont.
Van der Kraan schetst een nog wanhopiger beeld. „In veel woningen is geen gas of licht. Het water is in de meeste gevallen afgesloten. De bewoners houden hun kamertjes keurig op orde, maar daar buiten is het ronduit smerig. De ramen zijn kapot, deuren sluiten niet, het lekt. Er lopen ratten en muizen; de volksgezondheid is duidelijk in het geding.”
Gevangen
Instanties doen er alles aan om de mensen te helpen; waar nodig worden ze van water voorzien, de eerste dekens zijn al uitgereikt. De bewoners halen eten bij De Hoop, het Leger des Heils deelt brood uit, de GGD houdt een oogje in het zeil.
Het Platform Dak- en Thuislozen heeft onlangs een open brief naar de politieke partijen gestuurd en de situatie bij de gemeente aangekaart. „En ik ga een paar keer in de week langs, zodat ze hun hart kunnen luchten”, aldus de MEE-medewerkster.
Structureel hulp bieden blijkt echter lastig. „Iemand wiens huis eenmaal is ontruimd of die schulden heeft, krijgt niet zo makkelijk een andere woning. Sommigen hebben een hond en willen daar geen afstand van doen. Het dier is het enige wat ze hebben, maar het maakt het nog lastiger om iets voor hen te vinden.”
Huurwoningen in de particuliere sector zijn voor hen onbetaalbaar. „De mensen zitten hier gevangen en het lukt hen niet op te krabbelen. Bijkomend probleem is dat de begeleiding vaak pas op gang kan komen als deze mensen een woning hebben. We lopen tegen onze eigen regels aan.”
Storm
Een jongen van een jaar of 25 rijdt met zijn omafiets het straatje in. Vriendelijke lach, paardenstaart, peukje tussen de lippen. „Ik woon hier anderhalf jaar. Als kraker. Het is best gaaf hier. Die caravan is ook nog bewoond, ja. Eerst stond daar nog een tentje naast, maar dat is met die storm de lucht ingegaan. Die kerel woont nu bij ons. Hij is ziek. Z’n hart werkt nog maar op halve kracht, maar hij wil niet weg. Hij heeft een kamertje met een bed; we hebben er een kacheltje naast gezet. Het is een rare eigenheimer, maar we hebben geen last van ’m.”
„Een zorgmijder”, weet Corrie van der Kraan. „Die man wil inderdaad niets anders.” Voor hem en de anderen in het buurtje moet snel een oplossing worden gezocht. „Al zou je de mensen alleen maar een betere sloopwoning met gas, licht en water kunnen bieden. Dan zitten ze tenminste warm en droog. Als hulpverleners moeten we dat voor elkaar zien te krijgen.”