CDA-leider Buma gaat debat in met gestrekt been
Het CDA vaart al maanden een opmerkelijke koers: stevig rechts en non-coöperatief. Door voortdurend uit te stralen: het kabinet kan de boom in, brengt partijleider Buma de CDA-wagen op een terrein dat christendemocraten tot nu toe onbekend was. Exit verantwoordelijkheid nemen. Exit compromissen sluiten. Hoe verstandig is die nieuwe strategie? En wat levert zij op?
Lang hebben VVD-leider Rutte en PvdA-voorman Samsom erin geloofd: het CDA trekt vanzelf bij. Je moet ze éven de tijd geven tegen ons te fulmineren, maar daarna treedt de natuurlijke christendemocratische reflex weer op. Meebesturen en verantwoordelijkheid nemen zijn de aard van het beestje. En dan zijn wij, met behulp van elf CDA-Senaatszetels, weer heerlijk uit de brand.
Na een jaar Rutte II is één ding echter duidelijk: het CDA geeft consequent geen enkele steun aan cruciale wetsvoorstellen van VVD en PvdA, dat wil zeggen: wetsvoorstellen waarmee de coalitie grote bezuinigingsbedragen poogt binnen te halen.
De eerste keer dat het kabinet zijn neus stootte, wat begin dit jaar bij het woonakkoord. Minister Blok van Wonen en Rijksdienst wilde in de woningmarkt een aantal hervormingen doorvoeren en zocht daarvoor primair steun bij het CDA. Buma en Brinkman echter braken, na weken bakkeleien, het overleg bruusk af. Het CDA liet de eer aan D66, ChristenUnie en SGP.
Dat patroon herhaalde zich daarna regelmatig. Wil minister Bussemaker van Onderwijs de basisbeurs voor studenten omzetten in een lening, een plan dat ruim 1 miljard oplevert? Het CDA vertoont geen enkele aandrang bij te springen.
Met als (voorlopige) klap op de vuurpijl het herfstakkoord. Toegegeven, zó koppig als SP en PVV, die niet eens bij het overleg aanschoven, was het CDA niet. Maar de partij stopte de gesprekken met de coalitie wel razendsnel, zodra zij daartoe gelegenheid zag. Het kon eigenlijk geen enkele omstander ontgaan: dat de onderhandelingen mislukten lag niet aan halsstarrigheid van VVD en PvdA. Wel aan het feit dat Buma de besprekingen met gestrekt been inging.
De hele tegenwoordige houding van het CDA balde zich in één moment samen toen –in het Kamerdebat na het herfstakkoord– Buma Samsom venijnig en geïrriteerd toebeet: „Dán zoekt u het zelf maar uit.”
Het zou zomaar kunnen zijn dat dit ook de uitkomst wordt van besprekingen over de pensioenplannen, waarbij het CDA nu nog betrokken is. Wilt u het niet voor 100 procent op onze manier? Dan zoekt u het zelf maar uit…
Om met enige geloofwaardigheid kabinetsplannen van tafel te kunnen vegen, kiest de CDA-Kamerfractie, inhoudelijk gezien, voor een krachtig rechts profiel. Hoorde je de partij vroeger nog weleens over waarden en normen, over opkomen voor de zwakken en over duurzaamheid, tegenwoordig is het alles „antinivelleren”, „lastenverlichting” en „kleinere overheid” wat de klok slaat.
Maatpak
Die rechtse oriëntatie verbaast Alexander van Kessel, onderzoeker bij het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis te Nijmegen, niet. „Hij past in elk geval goed bij de persoon van de lijsttrekker. Nooit eerder had het CDA een leider die zijn wortels heeft in de CHU-bloedgroep. De christelijk-historischen waren altijd tamelijk conservatief en rechts. De huidige koers zit Buma als een maatpak.”
Daar komt bij, zegt Van Kessel, dat het CDA sinds zijn eerste leider Van Agt („We buigen niet naar links en we buigen niet naar rechts”) een typische middenpartij is, maar dat een ruime meerderheid van de christendemocraten altijd rechts georiënteerd was. „Dat was vroeger zo, en dat is volgens mij nog steeds zo. De krachtsverhoudingen op het beroemde partijcongres van 2 oktober 2010, twee derde steunde de rechtse koers van Verhagen, zie je eigenlijk door de hele CDA-geschiedenis heen. Misschien kun je het wel zo zeggen: wat het CDA de laatste jaren is kwijtgeraakt, zijn ARP’ers zoals Aantjes. Die stemmen nu ChristenUnie of PvdA. Veel KVP’ers zijn vertrokken naar VVD of PVV. Blijft over, gechargeerd gezegd, de CHU. Is rechts. Is Buma.”
Hans Hillen, oud-minister van Defensie, oud-CDA-Kamerlid en oud-senator, vindt de huidige koers van zijn partij evenmin verbazingwekkend. „De hele politieke polder zit verstijfd op de middenstip te staren naar het financieringstekort. Dat is niet verstandig. Wil je de crisis oplossen, dan moet je kiezen voor een brede aanpak: het bevorderen van werkgelegenheid en structureel herstel van de economie. En vooral niet denken dat de overheid een hoofdrol speelt bij het oplossen van de crisis.”De strategie van Buma is er volgens Hillen op gericht „om de discussie onder druk te zetten en aan te geven dat er méér moet gebeuren. Je ziet nog steeds dat de PvdA de oplossing verwacht van de overheid en de VVD van de markt. Het CDA verwacht het van de samenleving. Wij willen ontstatelijken en kiezen voor een kleine overheid. De begrippen soevereiniteit in eigen kring en subsidiariteit staan bij ons nog fier overeind. Dat is typisch CDA. Van een inhoudelijke koerswijziging is dus geen sprake”, meent de vroegere partijstrateeg.
Rompstand
Wat in elk geval wél nieuw is aan de huidige CDA-koers is de driest oppositionele insteek. Van Kessel: „Een bestuurlijke, constructieve houding behoort tot het DNA van de partij. Ruwweg een eeuw lang zaten het CDA en zijn voorgangers bijna altijd in de regering. De partij was de vleesgeworden redelijkheid en compromisbereidheid. Toen men in 1994 opeens in de oppositie terechtkwam, wisten partijleiders als Heerma en De Hoop Scheffer daar eigenlijk geen raad mee. Oppositievoeren? Tegenstemmen? Hoe moest dat eigenlijk? Ze gingen advies inwinnen bij VVD-coryfee Wiegel, omdat ze maar niet in de juiste rompstand konden komen.”
Dat de partij nu wel de oppositiemodus heeft gevonden, vindt de Nijmeegse wetenschapper verklaarbaar. „Ze moeten wel. De hele politieke context in Nederland is veranderd. Ze zíjn niet meer de grootste, bij lange na niet. Ze zijn dus ook geen natuurlijke regeringspartij meer. Dat bestuurlijke kunnen ze met een gerust hart loslaten, ook al omdat het maatschappelijk middenveld, waar ze vroeger zo sterk op leunden, grondig veranderd is. De vakbonden zijn niet meer automatisch bondgenoot van de PvdA. En de landbouwsector hoort niet meer automatisch bij het CDA. Daardoor kan de partij op landelijk niveau nu gemakkelijker zeggen: wij doen even niet mee.”
Wat men sowieso niet wil, is geassocieerd worden met de PvdA. „Aan het kabinet-Balkenende IV heeft men een groot trauma overgehouden. Bos, Koenders; men kon die sociaaldemocraten in 2010 niet meer luchten of zien. Het samen met de PvdA regeren, leidde tot een zware electorale nederlaag. Terwijl regeren met de VVD daarna eveneens tot zetelverlies leidde. Zo bezien valt het goed te begrijpen dat men nu zegt: dat constructieve heeft totaal niet gewerkt, we gaan het anders doen.”
Hillens analyse ondersteunt deze lezing. „Vindt u het vreemd dat de partij de beker even aan zich voorbij laat gaan? Ik niet. De kiezer heeft de partij tot twee keer toe fors afgestraft terwijl we onze politieke en bestuurlijke verantwoordelijkheid steeds namen. De samenleving zei botweg tegen het CDA: Hoepel maar op. Dan moet de partij enkele jaren daarna niet zoiets als een herfstakkoord gaan ondertekenen. Weet u welke kop er dan in de krant zou komen? Ík zie hem al voor me: „CDA hongert weer naar macht.”
Ondertussen is het de vraag wat de nieuwe strategie het CDA, electoraal gezien, gaat opleveren. Gaan de kiezers, vooral die ter rechterzijde, nu met bosjes toestromen? Hillen ziet wel degelijk lichtpuntjes. „Om te beginnen: er is nu in elk geval eenheid in de partij. Ook partijvoorzitter Peetoom staat helemaal achter de stevige koers die Buma uitzet. Partijleden zijn het er eveneens mee eens. Het viel me op dat vorige week zaterdag, op het partijcongres in Leeuwarden, geen onvertogen woord viel. Verder is het zo dat het electoraat tegenwoordig snel van politieke voorkeur wisselt. Dat kan slecht uitpakken, maar biedt het CDA ook kansen. Zijn kiezers straks ontevreden met het kabinetsbeleid, dan straalt dat in elk geval niet op ons af.”
Écht rechts
Van Kessel heeft op dit punt twijfels. „Let wel: ik begrijp dat het CDA voor deze koers kiest. Electoraal en strategisch gezien is dat ook wel logisch. Als VVD en PvdA in een coalitie samenwerken, rolt daar onvermijdelijk een middenkoers uit. Dat het CDA dan denkt: ik ga op rechts zitten en probeer kiezers bij de VVD weg te kapen, kan ik me goed voorstellen. Maar of het werkt? Op rechts zit nu eenmaal de PVV al. En wat je bij veel verkiezingen ziet: eenmaal in het stemhokje kiezen veel burgers toch voor ”the real thing”. Wie rechts georiënteerd is, kiest een écht rechtse partij, dus VVD of PVV.”
Hillen is zich van dit probleem terdege bewust. „CDA en VVD zijn grosso modo communicerende vaten; als de een wint, verliest de ander en omgekeerd. Daarmee behaal je dus geen meerderheid. Het CDA moet ook kiezers proberen te kapen bij PvdA, PVV, D66, ChristenUnie en SGP.”
Een eerste test van wat de koers van het gestrekte been concreet oplevert, zijn de gemeenteraadsverkiezingen van volgend jaar. Van Kessel: „Die worden voor het CDA heel spannend. Treedt er na dit historische experiment winst of verlies op? Natuurlijk is het resultaat van 19 maart 2014 niet gehéél terug te herleiden op de nieuwe strategie van het CDA op het landelijke podium, de Tweede Kamer. Maar íéts zegt de verkiezingsuitslag daar zéker over.”
Zeven principes
De zeven dragende principes die volgens partijleider Buma leidend zijn voor het ‘nieuwe’ CDA:
•De samenleving, niet de overheid.
•Een taak voor iedereen.
•Een eerlijke economie.
•Tegen profiteurs.
•Familie als fundament.
•Een zelfbewust Nederland verbonden met Europa.
•Toekomst van kinderen voorop.
Altijd tegen?
Dat het CDA in de Tweede Kamer al maanden in de antimodus staat, betekent niet dat de fractie tegen alle wetsvoorstellen van het kabinet stemt. Integendeel. Verreweg de meeste wetten, zo’n 90 procent, krijgen wel degelijk de steun van Buma en de zijnen.
Cruciale, voor het hart van het coalitiebeleid zwaar wegende wetten, stuiten op een christendemocratisch ”njet”. Maar van de 138 wetsvoorstellen van Rutte II waarover de Tweede Kamer inmiddels stemde, kregen er maar liefst 125 de steun van het CDA.
Daarmee overstijgt de partij van Buma, qua coöperatieve houding, nog altijd partijen als 50PLUS (121 keer voor gestemd), D66 (120 keer voor gestemd), ChristenUnie (115 keer voor gestemd), SP (99 keer voorgestemd) en PVV (88 keer voor gestemd).