Wijnbouw in Nederland: grens verschuift naar het noorden
Wijnbouw is in Europa niet langer voorbehouden aan de warme, zuidelijke landen. De grens verschuift naar het noorden. Vooralsnog stelt Nederland qua productievolume internationaal helemaal niks voor. Maar de commerciële druiventeelt tref je al wel in elke provincie aan; tot zelfs op Texel en in Groningen.
De drukte van de oogst van dit jaar, met het soms idyllische beeld van groepen plukkers die handmatig de trossen van de struiken halen, is achter de rug. Het meeste sap uit de vruchten bevindt zich inmiddels in de roestvrijstalen tanks, voor het gistings- en daarna het rijpingsproces. De witte wijn gaat tegen de volgende zomer in de fles. De rode heeft veel meer tijd nodig, minimaal anderhalf jaar. Die wordt pas gebotteld na eerst nog opgeslagen te zijn geweest in de kelders, om daar in houten vaten de juiste smaak te ontwikkelen.
Nieuw begin
In een ver verleden, vanaf de tijd van de Romeinen, kende Nederland ook wijnbouw, vooral in het zuiden van Limburg. De zogenoemde kleine ijstijd, tussen ongeveer 1400 en 1900, toen de gemiddelde temperatuur in West-Europa enkele graden daalde, bracht daarin verandering. Het was te koud voor de druivenplant.
Eind jaren zestig van de vorige eeuw volgde een nieuw begin, aanvankelijk weer alleen in het uiterste zuiden. Sinds het midden van de jaren negentig vindt uitbreiding plaats in noordelijke richting. Dat is mogelijk dankzij de komst van nieuwe rassen die gedijen in een koel klimaat. Vandaag de dag zien we concentraties van wijnboerderijen in Limburg en in de Achterhoek in Gelderland.
Het Wijngaardeniersgilde behartigt de belangen van de betrokken sector. Dik Beker treedt op als voorzitter van de commerciële tak van deze organisatie. Hij vertegenwoordigt de leden die niet als hobby wijn maken, maar die dat doen om er iets mee te verdienen, die hun product op de markt brengen, hoe gering de omvang van hun verkoopvolume veelal ook is.
„Zuid-Limburg vormt de grens waar de klassieke rassen het nog doen”, vertelt hij. „Door de introductie van nieuwe soorten, die trouwens niet zijn gekweekt door te rommelen in de genen, maar door de traditionele veredeling, is de grens zo’n 300 kilometer verschoven. Sommige rassen groeien zelfs al in Denemarken en Zweden. Ze zijn in een kortere periode rijp en ze zijn beter bestand tegen de schimmelziekte meeldauw. Dit laatste betekent tevens dat we minder bestrijdingsmiddelen hoeven te gebruiken; meer duurzaamheid dus.”
Nicheproduct
”Nederland wijnland!”, propagandeert het gilde. Maar daarbij passen relativeringen. „We streven er in ieder geval naar. De belangstelling voor wijn neemt toe”, benadrukt Beker. Er zijn nu ongeveer 180 commerciële wijngaarden. Die omvatten gezamenlijk een oppervlakte van circa 250 hectare. De grootste bedrijven beschikken over 8 tot 10 hectare.
„Internationaal stellen we echter, wat omvang betreft, niks voor; nul komma nul. Nederlandse wijn is een nicheproduct, een druppel binnen het geheel van de EU, zelfs binnen de consumptie in Nederland; daar leveren we nog niet 1 procent van.” De prestaties op kwalitatief gebied zijn goed. „We behalen bij keuringen regelmatig medailles, in binnen- en buitenland.”
De Europese Unie beschouwt Nederland (nog) niet als een wijnland. Omdat er een overschot van deze drank is, schrijft Brussel voor dat bedrijven alleen druivenstruiken mogen planten als ze eenzelfde hoeveelheid oude exemplaren rooien. Ze ontvangen subsidie als ze hun areaal inkrimpen. Maar dergelijke regels zijn niet van toepassing op Nederland. Daarvoor is de sector hier te klein.
Beker: „Je hebt toch wel 3,5 tot 4 hectare nodig om er een volledig inkomen uit te halen. En dan moet je er nog een stuk agrotoerisme bij doen, met rondleidingen voor groepen, van de rotaryclub tot de plattelandsvrouwen, met een hapje, drankje en eventueel een lunch erbij, en natuurlijk met wijn proeven. De flessen zijn goed voor het brood, zeg ik altijd, en het agrotoerisme zorgt voor het beleg erop. Huishoudens die er voor 100 procent van leven, zijn er maar enkele. Voor de meeste producenten is het een agrarische nevenactiviteit.” Beker zelf heeft een wijnboerderij gehad in Erichem, in de Betuwe. Nu runt zijn zoon dat bedrijf.
Bijzonderheid
De afzet vindt hoofdzakelijk plaats in de eigen regio. De wijnboeren brengen hun flessen als een streekproduct aan de man via lokale slijterijen en restaurants. „Je kunt zeggen dat de wijn eigenlijk alleen als een bijzonderheid wordt verkocht, als geschenk bijvoorbeeld of in een kerstpakket, en ook wel via de website. Slechts een enkeling levert aan Gall & Gall van Albert Heijn. Daar hebben de meeste producenten te weinig kwantum voor.” Export blijft al helemaal buiten beeld.
„Wij richten ons op de liefhebber, minder op het brede publiek. Nederlandse wijn is geen gemeengoed. Daar is hij ook te duur voor”, aldus Beker. Een fles kost algauw 10 euro, terwijl de consument gemiddeld 2,90 euro neertelt voor een willekeurige fles wijn die hij koopt, blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Een wijnboer bepaalt zelf hoeveel hij voor zijn product vraagt, en daarbij zal hij erop wijzen dat de kostprijs voor hem nu eenmaal hoog is.
Beleving
In de eerste jaren van deze eeuw is het aantal hectaren grond met daarop een wijngaard snel toegenomen: een verdubbeling in 2008 ten opzichte van 2000. Vooral agrariërs stapten over. De overheid moedigde met subsidie aan om naast een akkerbouw- of veeteeltbedrijf een tweede tak te starten. Momenteel is volgens Beker de groei er een beetje uit. „De banken zijn voorzichtig met het verstrekken van leningen. Het is een risicovolle business.”
„En ja, je weet dat je er niet rijk van wordt. Het draait vooral om passie, je moet besmet zijn met het virus. Beleving is het, enthousiasme. En het vraagt om een bepaalde levenswijze, zoals trouwens in de hele agrarische sector: het hele gezin werkt mee.”
Vierhonderd flessen wijn voor een delegatie met de koning
„Wij streven ernaar de beste van Nederland te zijn. Daar zijn we fanatiek in.” Samen met zijn gezin runt Leon Masselink (53) een wijnboerderij in Gendringen, in Gelderland, vlak bij de Duitse grens: wijngoed Montferland.
Een bijzondere erkenning van de goede kwaliteit van zijn producten kwam afgelopen voorjaar. Hij kreeg een telefoontje van de ambassade in Berlijn met het verzoek om 400 flessen naar Wiesbaden te brengen. Daar ging een handelsdelegatie op bezoek, met aan het hoofd koning Willem-Alexander en koningin Máxima. Minister Ploumen (Buitenlandse Handel) wilde van de gelegenheid gebruikmaken om de Nederlandse wijn te promoten. „Dat is natuurlijk eervol, zo’n uitnodiging”, zegt Masselink.
Hij viel trouwens al eerder in de prijzen. In het proeflokaal dat bij de wijngaard staat, hangen aan de muur diverse onderscheidingen. Zo behaalde hij in 2010 en 2011 met enkele wijnen gouden en zilveren medailles op de prestigieuze Wein Trophy in Berlijn, waar internationale juryleden duizenden wijnen beoordelen. Vorig jaar kreeg een van zijn wijnen op de keuring die Nederland en België samen organiseren het hoogste aantal punten.
Overstap
De familie Masselink maakte in 2003 de overstap. Voor die tijd had zij een gemengd agrarisch bedrijf, met akkerbouw en veeteelt. Masselink vertelt: „Eind jaren zeventig rondde ik de meao af en ging ik werken op de boerderij. Het bedrijf groeide voortdurend. Aan het begin van deze eeuw waren we aan het zoeken. We vroegen ons af: Hier verder uitbreiden of emigreren? Wat doen we? Zelf zag ik het wel zitten om naar Oost-Duitsland te vertrekken, maar daar voelde mijn vrouw helemaal niets voor.
Het imago van de agrarische sector was destijds slecht. We hadden de MKZ en de varkenspest achter de rug. Dat maakte veel maatschappelijke discussie los, schaalvergroting lag onder kritiek. Ik moest me als boer in mijn omgeving vaak verantwoorden: hoe gaat dat bij jullie, gebeurt dat bij jou ook? Daar had ik genoeg van.
Toen werd in de Achterhoek een voorlichtingsavond over wijnbouw gehouden. Er kwamen maar liefst zo’n 300 mensen op af. Twee burgemeesters stimuleerden de oprichting van een wijncoöperatie. Ik was meteen enthousiast, hoewel ik tot dan toe niets had met wijn; ik dronk het amper. De Achterhoek is een bierstreek, moet je namelijk weten. Vroeger stond in Groenlo de fabriek van Grolsch.
Maar ik heb een opleiding gevolgd, ik ben veel in Duitsland geweest om kennis op te doen en ik heb een adviseur in de arm genomen, een zogeheten oenoloog. Die is voor mij erg belangrijk. Hij heeft gestudeerd in Duitsland en Zuid-Afrika. Hij beheerst het ruiken en proeven. Dat is echt een cultuur. Hij komt elke week langs, proeft dan steeds hoe het staat met de wijn in de opslagtanks en geeft adviezen.”
Wals Brut
Wijngoed Montferland omvat 4 hectare, verdeeld over twee locaties: wijngaard Oerlegoed (2,5 hectare), rondom de boerderij, in de buurtschap Wals in Gendringen, en wijngaard Bergherbos (1,5 hectare), nabij Kasteel Bergh. De omschakeling vereiste flinke investeringen, onder meer in de bouw van de wijnmakerij, waar de tanks staan, met onder hetzelfde dak een kelder en een proeflokaal. Daar ontvangt Masselink groepen voor rondleidingen, eventueel met lunch of buffet. Desgewenst verzorgt hij met een huifkar een bezoek aan de wijngaarden. De verkoop vindt plaats op de boerderij, op markten en via de website; aan particulieren, maar ook aan restaurants en slijterijen.
Masselink: „Wij willen er in principe van leven. Maar wijnbouw, daar word je niet rijk van in Nederland. Het is vooral de gedrevenheid die het leuk maakt. Vier hectare is eigenlijk te klein. Een voordeel is dat je met die omvang nog geen personeel nodig. We werken wel met veel vrijwilligers, vooral tijdens de oogst. Ga je uitbreiden, dan moet je mensen in dienst nemen en dan worden je kosten opeens veel hoger.” Masselink heeft overigens naast zijn wijnbedrijf ook nog een stukje veeteelt en akkerbouw aangehouden.
De genoemde oppervlakte aan druivenstruiken kan volgens hem jaarlijks, als alles meezit, dik 15.000 flessen wijn opleveren. „Gemiddeld een kleine 10.000.” Daarbij gaat het om rode wijn, witte wijn, rosé en binnenkort ook een champagne, die de naam Wals Brut zal dragen.
Het weer geldt als de voornaamste factor die van invloed is op de opbrengst. Masselink licht toe: „Ik klaag niet, hoor, maar het gaat op dat punt niet altijd goed. Het mooiste is om de druiven te plukken één dag voordat ze beginnen te rotten. De laatste weken zijn voor de vorming van de smaak het belangrijkst. Die voegen extra aroma toe. Pluk je ze te vroeg, dan verliezen ze kwaliteit, en laat je ze te lang hangen, dan zijn ze al aan het rotten. Je neemt soms risico met het moment van plukken, en dan kan het goed of slecht uitpakken.”
Over de oogst van 2013: „We hebben in ieder geval veel volume, bovengemiddeld. Dat kan echter weer ten koste gaan van de smaak. Het voorjaar was koud, daardoor is de bloei laat op gang gekomen. Dat levert dan wel weer veel vruchten op. Vervolgens de zomermaanden, die waren mooi qua zonuren en warmte. Al met al ziet het er goed uit, zoals we nu proeven en meten. Maar de wijn ontwikkelt zich nog in de winter. Het blijft toch altijd een beetje afwachten.”