Enterse predikanten en pastoor krijgen weer mand vlees tijdens slachtvisite
ENTER. De jaarlijkse slachtvisite wordt woensdag weer gehouden bij het Zompen- en Klompenmuseum in Enter. De slachtpartij begint ’s morgens om tien uur met een varken aan de ladder en is afgelopen als de plaatselijke slagers Vincent Roetgering en Gerard Lammertink het dier in enkele uren helemaal hebben versneden.
Voorzitter Marinus Jansen van de Enterse oudheidkamer Buisjan zegt dat belangstellenden in de slachtmaand november kunnen kennismaken met een oud Twents gebruik. „We maken er beslist geen kermis van, want de slachtvisite moet een getrouw beeld geven van hoe het vroeger in zijn werk ging. Maar het wordt wel een gezellige visite met voor iedere toeschouwer een glaasje bij de opening.”
Bezoekers kunnen smaken van vroeger ervaren. „Erwtensoep natuurlijk”, zegt Jansen, „en schröamkes, de knapperige stukjes spek die overblijven na het uitbakken van reuzel.” Verder kan er worden geproefd van traditionele, uit de mode geraakte Twentse gerechten, zoals bakleverworst en bloedworst.
Enter heeft jarenlang een beroep kunnen doen op slager Arie Bloemendaal uit Rijssen, maar die is wegens zijn hoge leeftijd gestopt. „Gelukkig beschikken we over twee Enterse slagers die het totale slagersvak nog altijd beheersen: Roetgering en Lammertink. Ze kennen alle onderdelen van het varken en kunnen er ook smakelijk over vertellen”, aldus Jansen.
„Daarnaast laten enkele vrijwilligsters zien hoe vroeger op de boerderij na de slacht worst werd gedraaid. Vanzelfsprekend kregen de plaatselijke predikanten en pastoor altijd een mand vlees. Dat doen we nog steeds; de pastoor en de predikanten wordt woensdagmorgen weer iets toegeschoven. Net als vroeger zijn dat natuurlijk niet de slechtste onderdelen.”
De slachtvisite in Enter trekt al jaren veel publiek uit de wijde omgeving. Ouderen kunnen zich nog herinneren dat er in november op alle boerderijen varkens werden geslacht om de komende wintermaanden wat te eten te hebben. Dat gebeurde veelal door rondtrekkende huisslachters. Zij slachtten tot halverwege de vorige eeuw in heel Twente en de Achterhoek niet alleen varkens, maar ook koeien.
Als het dier was gedood en opengesneden de ladder hing, kwam de hele buurt even kijken. Dat werd het ”vetpriezen” genoemd: kijken of het spek van het varken wel dik genoeg was. Volgens Jansen had goed spek een doorsnee van zo’n 10 centimeter. „Dat kom je vandaag bij de beste mestvarkens niet meer tegen”, lacht hij.
De tijden veranderen. Varkens en koeien slachten in de buitenlucht mag al tientallen jaren niet meer. Jansen: „Het klinkt wat tegenstrijdig, maar met onze slachtvisite houden we niet het varken, maar wel het verleden levend.”
Een sterke maag is volgens Jansen nooit weg. „Een stukje worst bij de slager in de vitrine zien liggen is toch wat anders dan volledig zicht op alle ingewanden van een pasgeslacht varken. Vooral de jongste generatie zal het wellicht wat luguber vinden, maar voor de ouderen is het altijd weer een feest van herkenning en een gezellig folkloristisch gebeuren waarbij de verhalen van vroeger loskomen.”