Wouter van der Wilt: Allround organist als ideaal
Hij noemt zichzelf een perfectionist. Tegelijk wil hij graag allround bezig zijn. „Dat is weleens lastig”, zegt Wouter van der Wilt. Met zijn debuut-cd geeft de Rotterdamse organist een klinkend visitekaartje af.
Hij heeft lang gewacht voordat hij met een cd kwam. Zijn conservatoriumstudie rondde Wouter van der Wilt (32) al drie jaar geleden af. In die tijd was hij twee keer prijswinnaar van het Govert van Wijn Orgelconcours in Maassluis. Tweemaal won de organist vervolgens het Nationaal Improvisatieconcours van het Orgelpark, waarmee hij in 2010 en 2012 een plek verwierf op het Internationaal Orgel Improvisatieconcours in Haarlem.
Over het uitbrengen van een cd wilde de Rotterdammer echter goed nadenken. Toen de vraag van Excellent Recordings kwam, ging hij overstag. Maar dan moest het wel een programma worden waar hij helemaal achter stond. Als locatie koos hij zijn eigen Hoflaankerk in Rotterdam. „Ik ken het orgel als mijn broekzak. En ik wilde me graag presenteren met mijn ‘eigen’ instrument. Hier kon ik ook alle tijd nemen voor de opnamen.”
Het typeert Wouter van der Wilt (32). „Ik ben een perfectionist. Dat is nodig om hard te kunnen studeren. Maar het is ook weleens lastig. Het levert vaak stress op. En genieten van het muziek maken schiet er weleens bij in.”
Vorig jaar kreeg hij een burn-out. „Toen heb ik schoon schip gemaakt. Ik heb me afgevraagd wat ik écht leuk vind. Dat is orgelspelen. Daarnaast geef ik twee dagen les als docent culturele en kunstzinnige vorming aan het Calvijn College in Goes. Andere dingen heb ik afgestoten. Zo ben ik hier in de Hoflaankerk geen cantor meer. Ook andere kleine dingen heb ik opgegeven.”
Vaak is hij te vinden achter de klavieren van het Van Vulpenorgel in de Hoflaankerk. Voor de lessen aan zijn orgelleerlingen. Maar vooral ook om te studeren. „Het liefst drie uur of meer per dag. ’s Morgens kan ik het snelst werken. Studeren vraagt veel. Mentaal is het heel inspannend.” Momenteel werkt hij onder andere aan een van de grote koraalfantasieën van Max Reger, ”Wie schön leuchtet der Morgenstern”. „Deze heb ik nog nooit gedaan. Ik wil ’m met Kerst spelen.”
Marie-Claire Alain
In zijn ouderlijk huis klonk veel klassieke muziek. Ook waren er platen met orgelmuziek van Jan Zwart en Piet van Egmond. Maar wat Van der Wilt vooral nog duidelijk voor de geest staat, is een opname van de Franse organiste Marie-Claire Alain. „Ik moet een jaar of 9 geweest zijn. Het was een lp op een Deens orgel, waarop ze onder andere Bachs vijfde Triosonate speelde. Dat maakte indruk. Geweldig, die helderheid, dat sprankelende, die grote muzikaliteit waarmee ze speelt! Dat is een voorbeeld voor me gebleven.”
Met muziek uit de Zwart/Asmahoek had en heeft hij weinig. „Piet van Egmond is wel leuk en Jan Zwart heb ik ook wel gespeeld. Maar neem Psalm 25 van Willem Hendrik Zwart: een vreselijk stuk, dat weet je al als je drie maten hebt gehoord.” En Feike Asma? „Die vond ik altijd zo onverzorgd in zijn spel. Natuurlijk, hij was bevlogen. Maar zó slordig. Neem de manier waarop hij Psalm 94 van Reubke speelt. Ik hebt dat stuk ook weleens uitgevoerd. Dan merk je dat Asma daar slordig mee omging en ook gewoon hele stukken wegliet. Ik vind eigenzinnige interpretaties vaak heel interessant, maar met onverzorgd orgelspel heb ik niks.”
Orgelles had Van der Wilt altijd van Tonnie Nijsse, in zijn geboorteplaats Kapelle-Biezelinge. Daar had hij plezier in, en soms speelde hij hier en daar een kerkdienst. Maar van orgelspelen z’n beroep maken, dat zag hij nog niet zo snel gebeuren. „Ik vond schilderen en tekenen ook heel leuk. Daarom ben ik in Tilburg naar de Academie voor Beeldende Vorming gegaan.”
Improviseren
Een vriend nam hem echter mee naar het conservatorium, waar onder anderen Bram Beekman doceerde. Van der Wilt besloot als tweede studie de vooropleiding orgel te doen. „In die twee jaar werd het me duidelijk: dit is wat ik wil.”
Z’n studie beeldende vorming maakte hij ook af, maar hij ging tegelijk volop aan de slag bij Beekman. „Bram daagde me uit om keihard te werken. En dat liet ik niet op me zitten. Zelf is hij technisch ontzettend begaafd. Alle hindernissen lijkt hij met het grootste gemak te nemen. Of dat frustrerend is? Nee, het daagde me juist uit om dat ook te kunnen.”
Beekman, die naam maakte met zijn Bachvertolkingen, wijdde hem in in het grote romantische repertoire. „We deden ook veel Bach. Maar wat niet zo bekend is, is dat Beekman ook heel goed is in het romantische repertoire: muziek van Dupré, maar ook Reger.”
Van zijn andere leraren noemt Van der Wilt met name Henco de Berg. „Ik wilde graag leren improviseren. Daar is De Berg een meester in. En hij is een enthousiasmerende docent. Zelf is hij vaak met modern idioom bezig, in de trant van Messiaen. Maar allerlei stijlen en vormen hebben we gedaan. Improviseren is een ambachtelijke oefening.”
Kerkorganisten zouden eigenlijk allemaal moeten improviseren, stelt Van der Wilt. „Het is zó handig als je daar bedreven in bent. Het scheelt je een heleboel tijd als je niet voor elk moment in de kerkdienst muziek uit hoeft te zoeken.” Tegelijk realiseert hij zich dat veel amateurs aan improviseren niet toekomen. „Het lijkt zo makkelijk, maar het is echt een studie waar je uren per dag mee bezig moet zijn. Het is keihard studeren om een goede vorm- en idioombeheersing te krijgen. Dat vergt heel veel discipline.”
Stuttgart
Tijdens een zomercursus in Haarlem leerde Van der Wilt de Duitse organist Ludger Lohmann kennen. „Die masterclass ging over de Duitse romantiek. Geweldig, zo gedreven als die man lesgaf!” Toen hij een beurs van het Prins Bernhard Cultuurfonds kreeg, besloot Van der Wilt lessen te gaan nemen bij Lohmann aan de Hochschule für Musik in Stuttgart.
Dat bleek een inspirerende omgeving. „Stuttgart is een trekpleister voor orgelstudenten van over de hele wereld; er studeren er wel vijftig à zestig. Vanwege een aantal goede docenten, maar ook vanwege de mogelijkheden die het gebouw biedt. In elke orgelkamer staat een ander type instrument: stijlkopieën van barok tot romantisch, tot en met een grote Duitse alleskunner. Heel mooi.”
Lohmann zette Van der Wilt op het spoor van de Duitse romantiek. „De grote werken van Reger, Liszt, Mendelssohn, Karg-Elert, Rheinberger, Reubke en Ritter: daar heb ik veel mee. Als ik aan een volgende cd denk, wordt het waarschijnlijk een Duits-romantisch programma.”
Tegelijk wil Van der Wilt zich niet vastpinnen op één periode. „Specialisten, die bijvoorbeeld alleen oude muziek spelen, begrijp ik niet. Oude muziek is heel leuk. Ik heb ook veel met oude vingerzettingen gedaan, maar net zo goed met Spaanse, Franse of Engelse muziek. Juist de afwisseling vind ik boeiend. Dat je Sweelinck en Reger in één programma zet. Voor allround organisten die op alle fronten goed zijn, heb ik veel bewondering. Want dat kost heel veel studie en discipline. Voor een perfectionist helemaal. Maar zo’n allrounder zijn, dat is wel mijn streven.”
Sonata da Chiesa
Sinds 2010 is Wouter van der Wilt organist van de Hoflaankerk in Rotterdam, waar hij Arjen Leistra opvolgde. Daar kerken twee gemeenten. Een kleine Gereformeerde Bondsgemeente en een middenorthodoxe gemeente. „Mijn vrouw en ik komen allebei uit de Gereformeerde Gemeenten, dus we hebben ons aangesloten bij de GB-gemeente”, aldus Van der Wilt. De andere wijkgemeente zingt uit het Liedboek en organiseert weleens cantatediensten. „Dat is kerkmuzikaal interessant.”
Hij is blij met het drieklaviers neobarokke Van Vulpenorgel uit 1966. „Een heel goed studie-instrument. En het klinkt prachtig in de ruimte van deze kerk uit 1842.” Het orgel heeft wel z’n beperkingen. „Op mijn cd ben ik qua romantisch repertoire tot Mendelssohn gegaan. Tijdens concerten ga ik weleens verder, met bijvoorbeeld muziek van Dupré. Maar de Frans-symfonische muziek van Franck of Vierne klinkt hier niet.”
Zijn debuut-cd, een uitgave van Excellent Recordings, gaf Van der Wilt de titel ”Sonata da Chiesa” mee. Zo heet het meest omvangrijke werk dat op het programma staat: een driedelige compositie van ruim twintig minuten van de Nederlandse componist Kees Schoonenbeek (1947). Aan het conservatorium in Tilburg had Van der Wilt les van Schoonenbeek.
”Sonata da Chiesa” (kerksonate) werd in 2002 geschreven voor orgel en harmonieorkest. Later bewerkte Schoonenbeek het stuk voor twee orgels. Speciaal voor de cd van Van der Wilt maakte de componist een versie voor één orgel. Het neobarokke karakter van het werk komt goed tot zijn recht in de Hoflaankerk, aldus Van der Wilt.
Voor de overige onderdelen van het programma wilde de organist, rekening houdend met de mogelijkheden van het Van Vulpenorgel, een zo gevarieerd mogelijk menu samenstellen. De Duitse barok is vertegenwoordigd met Krebs (Toccata in a), Bruhns (de grote koraalfantasie over ”Nun komm, der Heiden Heiland”) en Bach (vierde Triosonate).
Mendelssohns Praeludium und Fuga in D staat model voor de Duitse romantiek, terwijl de drie korte koraalvoorspelen en koraalzetting bij ”Christe, du Lamm Gottes” van Distler de Duitse neobarok vertegenwoordigen.
Van der Wilt sluit af met de huidige tijd. Hij improviseert bijna tien minuten in een expressionistisch, vroegmodern idioom over Psalm 55, in een concentrische vorm die hij van de Oostenrijkse organist Peter Planyavsky leerde. De cd besluit met een onbekend werk Van der Wilts leermeester Bram Beekman: een orgelfantasie voor liturgisch gebruik over het paaslied ”Christus is opgestanden”.
Klik hier voor meer informatie over en geluidsfragmenten van de cd.
Zie ook:
“Improvisaties van belang voor kerkorganist” – interview met Wouter van der Wilt (Reformatorisch Dagblad, 21-05-2011)