Bontes over zijn onvrijwillige vertrek uit de PVV-fractie
Het was me het weekje wel voor Louis Bontes. Maandag nog lid van de PVV-fractie, dinsdag eruit gegooid en nu vormt hij –in zijn eentje– de Groep Bontes. De geboren Rotterdammer is er nog enigszins beduusd van, maar laat zich niet wegzetten. „Ik blijf dicht bij de PVV. De partij zal me binnen nu en twee jaar nog nodig krijgen.”
toen
Drie collega’s van me zijn omgebracht toen ik bij de politie werkte. Hun moordenaars kregen lage straffen. Dat streed met mijn sterke rechtvaardigheidsgevoel. Daarnaast vond ik dat er een einde moest komen aan terreur door Marokkaanse jongeren en aan het gedoogbeleid. Verder moest de boodschap van Pim Fortuyn –met eerbied spreek ik zijn naam uit– blijven klinken: iedereen moet kunnen zeggen wat hij denkt.
Om die redenen heb ik me in de zomer van 2008 bij de PVV aangemeld. De standpunten van die partij over de islam, Europa, law and order pasten goed bij mij. Eerst werd ik Europarlementariër; in 2010 haalde Wilders me naar de Tweede Kamer.
Voor de strakke regie bij de fractie kon ik aanvankelijk wel begrip opbrengen: de partij was explosief gegroeid, telde veel onervaren Kamerleden. Iedere misstap zou door de pers worden opgeblazen.
Van nature pas ik niet in een strak keurslijf. Professionals moet je ruimte geven. Ik hoopte dat Wilders gaandeweg de teugels zou laten vieren. Dat gebeurde niet. Mijn onvrede groeide; meteen na de verkiezingen vorig jaar heb ik dat in persoonlijke gesprekken met Wilders aangekaart en hem voorgehouden dat we een andere weg moesten inslaan.
Daar kwam bij dat ik wel in het fractiebestuur zat en penningmeester was van de Stichting ondersteuning Tweede Kamerfractie PVV, maar niet werd betrokken bij strategische beslissingen als het deelnemen aan gemeenteraadsverkiezingen, noch werd ik geïnformeerd over uitgaven die de partij deed.
Mijn rol bleek een wassen neus. Bovendien stond mijn integriteit op het spel. Ik weigerde nog langer verantwoordelijkheid te dragen voor zaken waar ik niet van af wist of waar ik het niet mee eens was. Aan de fractie heb ik daarom gemeld dat ik mijn functies wilde neerleggen.
Dat is vervolgens uitgelekt. Toen journalisten me gingen bellen, besloot ik openheid van zaken te geven. Liegen wilde ik niet. Ik houd van transparante politiek. Van het een kwam toen het ander.
nu
Een strategie had ik niet. Natuurlijk wist ik wel dat kritiek, zeker op zijn leiderschapsstijl, gevoelig ligt bij Wilders. Maar omdat ik in het fractiebestuur had gezeten en in de vertrouwenscommissie van de fractie, waarnemend fractievoorzitter was geweest tijdens het Catshuisberaad en de personele reorganisatie van de fractie had geleid, dacht ik enig krediet te hebben opgebouwd.
Ik was er ook niet op uit de partij in problemen te brengen. Integendeel. Maar ik vind dat bij een partij die virtueel de grootste van het land is, niet alle macht bij één persoon hoort te liggen. En dat we op meer plaatsen aan de gemeenteraadsverkiezingen moesten meedoen: de bouw van nieuwe moskeeën houd je daar tegen, niet in de Kamer.
Daarnaast heb je veel geld nodig om kandidaat-politici te werven en te trainen en om campagne te kunnen voeren. Als wij een normale ledenpartij zouden worden, kunnen we daar subsidie voor krijgen.
Een ledenpartij kan goed functioneren. Zie bijvoorbeeld het Franse Front National. Actief in een heel groot land, maar geen LPF-achtige toestanden. De angst daarvoor vind ik echt een dooddoener. Helaas denkt Wilders er anders over. En geen van mijn collega’s durfde me dinsdag te steunen. Ergens snap ik dat wel: het zou grote onrust hebben gegeven in de partij.
Dat bijna de helft van de PVV-stemmers meent dat Wilders me niet uit de fractie had moeten zetten, is voor mij een enorme opsteker. Het is ook veelzeggend: doorgaans zijn ze heel loyaal aan Wilders. Hun steun houdt me wel op de been, moet ik zeggen.
straks
De kiezer heeft geen last van mijn vertrek uit de fractie. Ik heb geen politiek probleem met de partij; buiten mijn schuld ben ik in deze positie terechtgekomen. Het was niet nodig mij uit de partij te zetten. Ik blijf de vijftiende PVV’er in de Tweede Kamer. Als de partij me nodig heeft, bij stemmingen of om een debat aan te vragen, dan zal ik haar steunen.
Natuurlijk is Wilders de grote stemmentrekker, maar de PVV is net zo goed ook mijn partij. Niet alle krediet hoeft alleen naar Wilders, alsof wij alleen maar blij mogen zijn voor de PVV in de Kamer te kunnen zitten. Ik heb er een goede baan voor opgegeven. Jarenlang ben ik dag en nacht bezig geweest om de boel op te bouwen en bij elkaar te houden.
Als Wilders me binnenkort zou bellen met de vraag of ik terug wil komen in de fractie, doe ik dat meteen. Ik zal dan geen harde eisen stellen. Wel zullen we dan een aantal zaken moeten bespreken, op een rustige en normale manier.
Een eigen partij oprichten ga ik in elk geval niet doen. Ik blijf juist dicht bij de PVV. Het klinkt misschien raar, dat realiseer ik me, maar ik heb het idee dat de PVV mij tussen nu en misschien twee jaar nog nodig zal krijgen. Hoe weet ik niet. Er kan van alles gebeuren. Bijvoorbeeld met Wilders. Ik doel dan niet op een aanslag, maar dat hij bijvoorbeeld naar Amerika vertrekt, naar Brussel of boeken gaat schrijven. Wie helpt de PVV dan verder?
Concrete aanwijzingen heb ik daar overigens niet voor. Ik ga puur op mijn intuïtie af. En mijn gevoel zegt me dat de situatie over twee jaar weleens heel anders kan zijn. Misschien staat er dan wel iemand anders aan het roer. De hectiek zal dan wat zijn geluwd. Ik hoop dan weer gewoon mee te kunnen doen met de club en bij de volgende Kamerverkiezingen ook formeel weer als PVV’er te kunnen opereren.
Mijn oud-collega’s ga ik niet beschadigen. Mijn Kamerwerk blijf ik de komende tijd ook serieus doen. Ik zie het als mijn plicht mijn uiterste best te doen binnen de mogelijkheden die ik nog heb.