Welvaart holt de Zuid-Koreaanse kerken uit
BUSAN. Nog altijd zijn kerken in Zuid-Korea goed bezocht. Vijf diensten per zondag zijn normaal. Toch is er een subtiel proces van afkalving gaande. De welvaart eist zijn tol.
Ook de kritiek op de wereldse stijl van veel voorgangers neemt toe – de zucht naar snelle groei en mooie gebouwen. „De kerk is soms een familiebedrijf geworden”, zegt een hoogleraar.
Wie op een zondag naar een Zuid-Koreaanse kerk gaat, staat verbaasd over de perfecte organisatie. Alles loopt gestroomlijnd, mede dankzij gemeenteleden die bezoekers –op zijn Koreaans– met een vriendelijke buiging welkom heten en naar de kerkzaal wijzen. De dienst, meestal rond een uur, is tot in detail geregeld: koor, muziek, preek, bekendmakingen, diverse korte intermezzo’s zoals het introduceren van gasten en nieuwkomers van de gemeente.
De buitenstaander verbaast zich ook over de rijkdommen. Een kerkgebouw met zes verdiepingen, roltrappen, restaurants en gastenverblijven is normaal. En vergeet het personeel niet. Neem de Hap Dong Presbyteriaanse Kerk in het centrum van de havenstad Busan, geleid door ds. Sim Wok Sub. Hij is de hoofdvoorganger (senior pastor) van de kerk. Naast zich heeft hij nog zes ‘onderpredikanten’ (junior pastors). Ze worden allen –fulltime– door de gemeente betaald, evenals de vijftien mensen die op het kerkelijk bureau werken.
Dat kan alleen maar wanneer de gemeenteleden hun tienden geven, zegt ds. Iwan Park, een van de voorgangers van deze kerk. „Een regel die niet verplicht is, maar vanzelfsprekend wordt opgevolgd. Als je werkelijk meelevend bent, wil je ook vanuit je hart geven.”
Snelle groei
De Koreaanse kerken stonden decennialang wereldwijd bekend om hun explosieve groei, met name na de jaren zestig. Het hoogtepunt werd bereikt in 1995. Sindsdien neemt het protestantisme (30 procent van de bevolking) jaarlijks met ongeveer 150.000 leden af.
In de kerk van ds. Sim Wok Sub lijkt van een daling geen sprake. De gemeente begon vijftien jaar geleden met 1500 leden en telt er nu 2500. Elke zondag zijn er vijf diensten, de eerste om 7 uur ’s morgens; ’s middags is er een dienst voor jongeren. De diensten worden goed bezocht.
Maar ondertussen is er zeker sprake van een sluipende achteruitgang, zegt Misook Park, de vrouw van de voorganger. „Er komen wel leden bij, maar die komen uit andere kerken, niet uit de wereld. Er zijn dus nauwelijks nieuwe gelovigen. Bovendien zoeken jongeren liefst grotere gemeenten op en raken kleinere uit beeld. In grote gemeenten kan men gemakkelijker anoniem zijn, bij kleinere gemeenten word je sneller betrokken bij allerlei activiteiten. Het past bij de toenemende trend van individualisme en consumentisme onder Koreaanse jongeren.”
Ds. Park noemt nog een andere maatschappelijke oorzaak van de afkalving van de kerk: het geringe kindertal van gezinnen. „Het geboortecijfer van Zuid-Korea behoort tot de laagste ter wereld. Er zijn gemeenten die geen zondagsschool meer kennen. Vooral op het platteland is dat een probleem. Sommige dorpen hebben geen lagere school meer omdat er geen kinderen meer zijn. Dit alles heeft ook zijn effect op het aantal kerkleden.”
Boosdoeners
Prof. Hae Moo Yoo, hoogleraar dogmatiek aan het Kosyn Theologisch Seminarie, een behoudende theologisch opleiding in de omgeving van de hoofdstad Seoul, noemt secularisatie en welvaart de grote boosdoeners bij de achteruitgang van het aantal kerkleden. Zijn kerkverband, de Kosyn Presbyteriaanse Kerk, die een zusterkerkrelatie onderhoudt met de Christelijke Gereformeerde Kerken en de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt, heeft echter minder last van de afkalving, omdat de groei in het verleden ook minder sterk is geweest.
Toch wil hij niet alles gooien op de uiterlijke oorzaak van de kerkverlating, de dreiging van buitenaf. Hij ziet ook schuld bij de Zuid-Koreaanse kerken zelf. „We hebben ons in de jaren zestig en zeventig te veel gericht op groei. Het gevolg was een snelle toename van leden, die ook weer snel vertrokken. Bovendien ligt er schuld bij de predikanten. Zij hebben zich schuldig gemaakt aan het bouwen van mooie en luxe kerkgebouwen. De achterliggende idee was dat de kerk aantrekkelijk moet zijn: de kerk als een plaats van heling, rust en recreatie. Mensen moeten vooral niet gekwetst worden.”
Prof. Yoo merkt verder op dat corruptie onder predikanten welig tiert. „Vaak kiezen zij hun zonen of schoonzonen als opvolgers. Ze zien hun kerk als een familiebedrijf, waarvan de bezittingen in eigen kring bewaard moeten worden.” Of ze dan niet door een kerkenraad worden gewaarschuwd? „Ze zorgen ervoor dat vrienden in de kerkenraad komen, die natuurlijk weigeren bestaande praktijken te kritiseren.”
Er is te weinig geïnvesteerd in een duidelijke reformatorische prediking, vindt de Koreaanse hoogleraar. „Dat verklaart de eenzijdige focus op aantallen. Gereformeerd-zijn is moeilijk in de Koreaanse setting. Het christendom is door Amerikaanse zendelingen hier gebracht en heeft vanouds een sterk arminiaanse kleur, gestempeld door de evangelist Dwight Moody. Jij geeft wat en God geeft iets terug.”
Ondertussen zijn er volgens Yoo wel kerken die groeien, zoals de Rooms-Katholieke Kerk. Telde deze halverwege de jaren tachtig 2 miljoen leden, nu zijn dat er 5 miljoen, ruim een verdubbeling. Prof. Yoo: „Dat komt niet door evangelisatie door deze kerk. Jongeren zijn de manier waarop luide muziek vaak de Koreaanse eredienst domineert beu. Ze zoeken rust en stilte in de kerk, en komen daarom terecht bij de Rooms-Katholieke en Orthodoxe Kerk.”
Verdeeldheid
Prof. Sang Gyoo Lee, hoogleraar kerkgeschiedenis aan Kosyn Universiteit in Busan en directeur van het Institute for Reformed Studies (partner van Refo500 in Nederland), ziet de sterke economische groei in het verleden als oorzaak van de kerkverlating. „Als het financieel goed gaat, beïnvloedt dat het godsdienstige leven. Een tweede reden is dat de kerkleiders hun morele geloofwaardigheid hebben verloren. Kerken hebben te veel met elkaar gestreden en zijn verdeeld in te veel groepen.”
Ook het te grote aantal predikanten noemt hij als een reden voor de crisis in de Zuid-Koreaanse kerk. „Er zijn te veel predikanten afgeleverd, van wie sommigen niet goed onderlegd zijn en geen duidelijke innerlijke roeping hebben.”
Prof. Lee denkt dat de huidige stagnatie lang zal aanhouden. „Ik verwacht in ieder geval geen snelle groei of opwekking in de nabije toekomst. Maar politieke en sociale veranderingen kunnen de godsdienstige passie van Koreanen zomaar beïnvloeden.” Pessimistisch wil hij echter niet zijn.