Innige relatie tussen Turkije en Israël
Dat de aandacht van de Israëlische media voor de aanslagen in Turkije nauwelijks minder is dan voor terreur in eigen land, is makkelijk verklaarbaar. De betrekkingen tussen beide landen zijn namelijk uitstekend. Vele Israëliërs zijn in Turkije op vakantie geweest en bovendien bestaat er in Turkije een aanzienlijke Joodse gemeenschap van circa 30.000 zielen.
Sinds het midden van de jaren negentig is Turkije voor Israëli’s het populairste vakantieland. Maar hoe graag Israëliërs ook op bezoek gaan in Turkije, inmiddels heeft de angst bij sommigen toch toegeslagen. Vijftig mensen bedachten zich donderdag op de luchthaven en besloten uit het vliegtuig te stappen dat op het punt stond naar Istanbul te vertrekken. Het Israëlische ministerie van Buitenlandse Zaken geeft de mensen het advies voorlopig niet naar die stad te gaan.
Vice-premier en minister van Buitenlandse Zaken Silvan Shalom, die zondag een solidariteitsbezoek aan Turkije bracht, liet gisteren opnieuw blijken hoe geschokt hij is over de aanslagen in Istanbul. „Democratische landen zullen niet capituleren voor terrorisme”, aldus de bewindsman. „Zij zullen ertegen vechten, waar het ook toeslaat.”
Premier Ariel Sharon zei dat terrorisme niet alleen voor Israël, maar voor de hele vrije wereld een gevaar is en dat er geen compromis moet zijn in de strijd tegen terreur.
Het gaat al lang goed tussen Ankara en Jeruzalem. Turkije was het eerste belangrijke moslimland dat in 1950 diplomatieke betrekkingen met de Joodse natie aanknoopte, hoewel deze veertig jaar lang nog onvolledig waren. De eerste premier van Israël, David Ben Gurion, die in Istanbul rechten had gestudeerd, spande zich al in voor goede relaties met Turkije. In de afgelopen decennia streefden ook andere Israëlische politici naar betere betrekkingen.
Daar lag een doctrine aan ten grondslag: Israël -geïsoleerd in de Arabische wereld- zoekt goede banden met landen die net buiten de Arabische wereld liggen. Dat waren Iran (vóór de islamitische revolutie van 1979), Ethiopië en vooral Turkije. De Arabische landen oefenden door de jaren heen tevergeefs druk uit op Turkije om de relaties te verbreken.
Pas in de jaren negentig begon de relatie zich te verdiepen. Door de ineenstorting van het Sovjetblok werden de Turken onzeker over de toekomst van de NAVO. Dat leidde tot een heroriëntatie op militair gebied. Tegelijkertijd voelde Turkije zich evenals Israël bedreigd door radicale staten als Iran, Irak en Syrië en door radicale groepen die door deze landen worden gesteund.
Na de vredesconferentie van Madrid in 1991 werden de diplomatieke betrekkingen opgevoerd tot ambassadeursniveau. Israëlische ministers en premiers gingen op bezoek in Turkije en omgekeerd. In 1996 tekenden beide landen een omvangrijk akkoord voor militaire samenwerking. De Israëlische luchtmacht mocht gebruikmaken van het Turkse luchtruim, beide landen hielden gezamenlijke oefeningen en wisselden informatie uit.
De betrekkingen bleven ook goed toen in 1996 Necmettin Erbakan aan de macht kwam. Erbakan, die Israël „een kankergezwel in het hart van de Arabische en moslimwereld” had genoemd, beloofde de kiezers de betrekkingen met Israël te bevriezen. Maar zijn eigen plannen gingen de ijskast in omdat het leger tegen was. Na negen maanden dwong de nationale veiligheidsraad hem een andere baan te zoeken.
De goede betrekkingen met Turkije hebben echter ook hun keerzijde. Israël bijvoorbeeld heeft nooit erkend dat de Turken in 1915 genocide hebben gepleegd op de Armeniërs. Op deze wijze stootte Israël Ankara niet voor het hoofd.