Eerder werd bekend dat de Amerikaanse veiligheidsdienst NSA eind vorig jaar in een maand tijd 1,8 miljoen Nederlandse telefoontjes en sms’jes aftapte. „Ik vind het jammer dat we in Nederland vaak een houding hebben van ‘ik heb niets te verbergen, als er maar boeven gevangen worden, dan kan het me niet schelen dat alles openbaar is’. Dat vind ik heel ver gaan, omdat het natuurlijk ook om andere dingen gaat dan boeven vangen.”

Als voorbeeld noemde Brenninkmeijer bedrijfsgeheimen die door spionage ontdekt kunnen worden en zo het bedrijfsleven kunnen schaden. Als het aan hem ligt, gaat de politiek zich verdiepen in een mogelijke „waarborg” die de „virtuele identiteit” van burgers kan beschermen.

„Telefoonverkeer is eigenlijk heilig”, zo legde de ombudsman ook uit. „Briefgeheim staat in de grondwet. Voor telefoonverkeer geldt dat in principe ook, maar dat wordt nu op massale schaal geschonden.” Het enige ‘voordeel’ van de huidige situatie is dat er zó veel wordt afgetapt „dat je je niet kunt voorstellen dat iemand nu naar jou gaat luisteren”, aldus Brenninkmeijer.

De ombudsman had in de uitzending ook iets aan te merken op de opslag van persoonsgegevens in bijvoorbeeld overheidsdatabases. Het gevaar dreigt dat daarin onjuiste informatie van iemand verzameld en gecombineerd wordt, zei Brenninkmeijer. Voor een burger is het niet alleen lastig om die gegevens in te zien, maar ook onmogelijk om te laten corrigeren als er iets niet klopt.