OM wil ontslag van rechtsvervolging voor schietende agent
Officier van justitie A. Bennis heeft donderdag voor de rechtbank in Amsterdam ontslag van rechtsvervolging gevraagd voor de voormalige Amsterdamse politieman R. H.
Hij stond terecht voor het neerschieten van een man, K.M., tijdens een twist in een woning in Amsterdam Zuid-Oost, in februari 2000. Volgens Bennis kon H. niet anders dan schieten. M. zou zijn collega en een vrouw hebben belaagd met een mes.
De agent en zijn collega werden op de bewuste dag naar de flat Grunder gedirigeerd, na een melding van M. zelf. Hij zei dat hij het aan de stok had met zijn vriendin en vreesde dat het uit de hand zou lopen. De agenten troffen de vrouw in de woning.
Kort daarop meldde ook M. zich daar. In eerste instantie hielden de agenten de op elkaar scheldende man en vrouw uit elkaar. Plotseling trok M. een groot mes, waarop hij op zijn vriendin en H.’s collega afstormde.
Bevelen om het mes te laten vallen negeerde M., aldus de lezingen van H. en zijn collega, die de aanval van M. ternauwernood wist af te weren. H. zag zich genoodzaakt zijn dienstwapen te trekken en schoot tweemaal. Hij trof M. in de borst. De man raakte in een coma en is blijvend invalide. De kogels veroorzaakten een dwarslaesie, waardoor hij vanaf zijn middel verlamd is. Volgens de officier is schieten op de benen in een noodweersituatie niet aan de orde. „De romp is het gebied met de meeste trefkans.”
M. zegt dat hij zich op het laatste moment wilde overgeven en dat hij daartoe zijn handen in de lucht heeft gestoken. De beide agenten hebben die verklaring tegengesproken. Ook officier Bennis is van mening dat „niet onomstotelijk” is gebleken dat M. zijn aanval staakte.
„Ik had geen andere keus”, zei H. donderdag tegen de rechtbank. Vooral de snelheid waarmee de gebeurtenissen zich voltrokken, deed hem naar zijn wapen grijpen. Ook kreeg hij volstrekt geen contact met de woedende M. Voor een waarschuwingsschot was geen tijd. Bennis: „Dit was geen huis-tuin-en-keuken-twist. Dit ging veel verder.”
Ter zitting raakte H. een aantal malen zeer geëmotioneerd. Het incident grijpt hem nog steeds zeer aan. Nadat hij M. had neergeschoten, is hij volgens eigen zeggen woedend op hem geweest, omdat M. hem tot het gebruik van zijn wapen had gedwongen. Ten tijde van het incident wilde H. al weg bij de politie. Enkele maanden na de schietpartij verliet hij de dienst.
Na een onderzoek van de rijksrecherche besloot het Openbaar Ministerie (OM) niet tot strafvervolging van H. over te gaan. De rijksrecherche was eveneens tot de slotsom gekomen dat H. heeft geschoten om erger te voorkomen. M. spande een klachtprocedure aan bij het gerechtshof tegen de beslissing van het OM om alsnog vervolging van H. gedaan te krijgen. Hij won die procedure. Het hof vond vervolging en nader onderzoek geboden en gelastte aldus.
De rechtbank doet uitspraak op 4 december.