Christenen Syrië in het nauw
DAMASCUS. Syrische christenen beschouwen hun land als de bakermat van de wereldwijde kerk. Maar deze kerk beleeft momenteel in het land van haar geboorte een van de donkerste pagina’s in haar 2000-jarige geschiedenis.
De Syrische patriarch Gregorius III Laham zei recent tegenover de BBC dat er intussen meer dan 450.000 Syrische christenen op de vlucht zijn geslagen. De plaatselijke kerken in Syrië worstelen met de opvang van de omvangrijke vluchtelingenstroom.
Een situatie die nog verergerd wordt door het feit dat internationale christelijke hulporganisaties maar moeizaam toegang krijgen tot het door een bloedige burgeroorlog verscheurde Syrië. Dat geeft Syrische christenen des te meer het gevoel er alleen voor te staan.
Ondertussen worden er in vrijwel alle provincies van Syrië dorpen verwoest en kerken ontheiligd. De noordelijke stad Raqa is sinds maanden in handen van de aan al-Qaida gelieerde beweging de Islamitische Staat van Irak en de Levant (ISIL). Radicale aanhangers van deze militie staken in Raqa onlangs de inventarissen in brand van een Grieks-katholieke en een Armeense kerk. Het kruis op de kerktoren van de Armeense kerk werd vervangen door de zwarte vlag van al-Qaida.
De afgelopen tijd is vooral de onzekerheid gegroeid over het lot van twee ontvoerde Syrische aartsbisschoppen. Paul Yazigi en Yohanna Ibrahim werden in april, aan de vooravond van het orthodoxe paasfeest, ontvoerd op de weg tussen de Syrische stad Aleppo en de Turkse grens. Sindsdien werd taal noch teken van hen vernomen. De kidnappers, die volgens een aantal berichten de Tsjetsjeense nationaliteit hebben, namen geen contact op en eisten evenmin losgeld.
Op uitnodiging van de Jordaanse koning Abdullah vond in de Jordaanse hoofdstad Amman begin september een grote conferentie plaats die de plaats en de toekomst van de christenen in het Midden-oosten als thema had. Talloze kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders, onder wie de koptische paus Tawadros, namen aan deze conferentie deel.
Na afloop sprak ik met twee Jordaanse geestelijken die deze conferentie hadden bijgewoond. Ze vertrouwden mij toe dat ze tijdens de bijeenkomst van vertegenwoordigers van de Orthodoxe Kerk hadden gehoord dat de beide aartsbisschoppen dood zouden zijn. De Jordaanse geestelijken konden –of wilden– mijn vraag echter niet beantwoorden waarom de kerk dit bericht niet wereldkundig maakte. Bovendien vroege ze me om niet over dit onderwerp te schrijven, omdat het „uiterst gevoelig” lag.
Ik merkte in de daaropvolgende weken dat zowel Jordaanse christenen als in Jordanië verblijvende Syrische christenen ervan overtuigd waren dat de aartsbisschoppen vermoord waren.
Begin deze maand vonden er echter plotseling allerlei ontwikkelingen plaats die suggereerden dat de beide aartsbisschoppen nog in leven waren. Generaal Abbas Ibrahim, het hoofd van de Libanese veiligheidsdiensten, keerde rond 13 oktober terug van een bezoek aan Turkije waaraan geen enkele ruchtbaarheid was gegeven. Na terugkeer uit Turkije bezocht hij onmiddellijk de Grieks-orthodoxe patriarch Johanna Yazigi, een broer van de ontvoerde Syrische aartsbisschop Paul Yazigi.
Kerkelijke bronnen in Libanon lieten vervolgens weten dat de vrijlating van de twee ontvoerde aartsbisschoppen ophanden zou zijn. Op korte termijn zou er een gevangenenruil plaatsvinden. Het Syrische regime zou meer dan honderd gevangengenomen leden van de Syrische oppositie vrijlaten. De Syrische oppositie op haar beurt zou zowel de twee ontvoerde aartsbisschoppen alsook een groep van negen Libanese sjiitische moslims vrijlaten die in mei 2012 in de buurt van Aleppo waren ontvoerd.
Er bestond hoop dat deze gevangenenruil zou plaatsvinden voor het islamitische Offerfeest, Eid al-Adha, dat op 15 oktober begon. In het gehele Midden-Oosten werd door kerkelijke leiders opgelucht ademgehaald.
Vervolgens gebeurde er echter iets merkwaardigs. De gevangenenruil had inderdaad plaats Het Syrische regime liet volgens persberichten 107 leden van de Syrische oppositie vrij. In een tweede stadium werden daarna de negen Libanese sjiitische moslims in Aleppo vrijgelaten, evenals twee Turkse piloten die in augustus in Libanon werden gekidnapt. Zowel Turkije als Qatar zou hierbij een bemiddelende rol hebben gespeeld. Echter, ieder spoor van de twee ontvoerde Syrische aartsbisschoppen ontbrak.
De Turkse minister van Buitenlandse Zaken, Davutoglu, zei dat deze geslaagde gevangenenruil de belangrijke rol en positie van Turkije onderstreepte, maar ook hij repte met geen woord over het lot van de twee ontvoerde Syrische aartsbisschoppen.
Kerkelijke leiders in de Arabische wereld tasten volledig in het duister over deze gang van zaken. In Libanese media werden verschillende stellingen geopperd. Gesuggereerd werd bijvoorbeeld dat de gevangenenruil uitsluitend moslims betrof en dat sommige bij deze deal betrokken partijen bezwaren zouden hebben gemaakt om hier twee christelijke bisschoppen bij te betrekken.
Telefonisch sprak ik hierover met een bevriende priester in Jordanië. Hij was ervan overtuigd dat de twee ontvoerde aartsbisschoppen onmogelijk deel hadden kunnen uitmaken van de gevangenenruil, omdat ze allang vermoord zijn.
Deze kwestie zou vooral Turkije in een moeilijke positie hebben geplaatst, omdat de Turkse veiligheidsdiensten grote invloed hebben op de Syrische gewapende oppositie.
De Libanese president Michael Suleiman gaf begin deze maand een persverklaring uit waarin hij bezwoer alles in het werk te zullen stellen om de twee aartsbisschoppen te bevrijden. Jordaanse christenen zien in het gebrek aan politieke druk door vooral Europese staten een belangrijke reden waarom er nog steeds niets over de ontvoerde aartsbisschoppen is vernomen.
De Europese Unie zou vooral aspirant-lidstaat Turkije eens om opheldering moeten vragen, omdat er ook geruchten de ronde doen dat de twee aartsbisschoppen zich niet op Syrisch, maar op Turks grondgebied bevinden (of bevonden).