Ruimere euthanasiewet heeft nu geen prioriteit
DEN HAAG. Artsen toerusten, patiënten voorzien van informatie; het is een greep uit de aanbevelingen die maandag in de Tweede Kamer aan bod kwamen tijdens een rondetafelgesprek over euthanasie. Snel de wet verruimen, lijkt even geen topprioriteit meer te zijn.
Hoe functioneert de euthanasiewet die ruim tien jaar geleden in werking trad? Over die vraag gingen deskundigen en Kamerleden gisteren met elkaar in gesprek.
De wet geeft artsen de mogelijkheid om een euthanasievraag te honoreren als er aan een aantal voorwaarden is voldaan. Zo moet er bij de patiënt die om euthanasie vraagt sprake zijn van uitzichtloos en ondraaglijk lijden met een medische grondslag. Artsen moeten tot de slotsom komen dat de patiënt vrijwillig en weloverwogen om euthanasie verzoekt.
Onder bepaalde voorwaarden biedt de wet artsen ook ruimte om euthanasieverzoeken uit te voeren van patiënten met vergevorderde dementie die een schriftelijke wilsverklaring hebben opgesteld toen ze nog wilsbekwaam waren. Dergelijke verzoeken worden echter slechts bij hoge uitzondering ingewilligd. Reden daarvoor is onder meer dat artsenorganisatie KNMG aan het uitvoeren van dergelijke verzoeken een nadere voorwaarde stelt: de arts moet tot de overtuiging komen dat de schriftelijke verklaring nog steeds de actuele wil van de patiënt vormt.
De Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde (NVVE) is daar verbolgen over en wil dat de KNMG deze voorwaarde laat vervallen, zo bleek gisteren. Verder wil de NVVE dat artsen die weigeren om euthanasieverzoeken uit te voeren die binnen de wet- en regelgeving vallen, ertoe verplicht worden door te verwijzen naar een andere, wel bereidwillige arts.
Artsenorganisaties die voor het tot stand brengen van de euthanasiewet nog samen optrokken met de NVVE staan inmiddels echter een stuk sceptischer tegenover snelle, wettelijke verruimingen, zo bleek gisteren. Zo hamerden de KNMG en de vereniging van verpleeghuisartsen Verenso vooral op het belang van goede voorlichting. „Artsen moeten als dat nodig is misschien wat vaker over hun drempelvrees voor euthanasie heen worden geholpen, terwijl patiënten moeten beseffen dat euthanasie geen recht is”, was in grote lijnen de kern van hun betoog.
Uit de hoorzitting kwam verder naar voren dat het enthousiasme over de stichting Levenseindekliniek duidelijk groeiende is. De stichting biedt patiënten de mogelijkheid tot het opnieuw indienen van een euthanasieverzoek als de eigen arts weigert hun stervenswens in te willigen. Het intensiveren van de samenwerking met de stichting zou de discussie over een doorverwijsplicht voor artsen kunnen beslechten, zo suggereerde KNMG-woordvoerder Wigersma gisteren hoopvol.
De hoorzitting maakte verder duidelijk dat spreken over een hellend vlak in relatie tot de ontwikkeling van de euthanasiepraktijk niet langer taboe is. Artsen beamen dat euthanasieverzoeken anno 2013 ruimer worden gehonoreerd dan vlak na het in werking treden van de wet in 2002: ook de categorie ouderen die lijdt aan een opeenstapeling van ouderdomskwalen komt in aanmerking.
Maar, zo viel gisteren te beluisteren bij de toetsingscommissie voor euthanasie, voor een dergelijke ontwikkeling heeft de wetgever in 2002 uitdrukkelijk ruimte willen laten. De Tweede Kamer wilde geen dichtgetimmerde wet, maar een euthanasiewet met open normen. Veranderende maatschappelijke opvattingen en gewijzigde professionele opvattingen over bijvoorbeeld ondraaglijk lijden bepalen mede wie er voor euthanasie in aanmerking komt.
„Qua wetgeving tekent zich een voorzichtige tendens af naar consolidatie”, aldus RMU-bestuurder P. Schalk, die gisteren deelnam aan de hoorzitting. „Tegelijkertijd bespeur je duidelijk de neiging om de tendens die bekendstaat als het hellende vlak op zijn beloop te laten. Voor de RMU overheerst daarom toch de vrees dat de euthanasiewet op termijn nog verder wordt uitgehold.”