Biddend demonstreren voor deur Pakistaanse ambassade
„Waar komt mijn hulp vandaan? Mijn hulp is van de Heere, Die hemel en aarde heeft gemaakt.” Voor de deur van de Pakistaanse ambassade in Den Haag klinkt Psalm 121. „Wij zijn niet tegen Pakistan. Ons gebed is voor hen die onze vrienden en familie in Peshawar hebben vermoord.”
Hand in hand lopen ze. Zo’n vijftig Pakistaanse christenen –vanuit België en Nederland– zijn deze maandagmiddag naar Den Haag gekomen. Het is ruim een week geleden dat er bij een bomaanslag op een kerk in de Pakistaanse stad Peshawar zeker tachtig doden vielen. „Het zit ons tot hier”, zegt Latif Bhatti. Met zijn hand gebaart hij tot boven zijn hoofd. „Christenen in Pakistan verdrinken als het ware. De vervolging is te erg. Het is genoeg.”
Bhatti is voorzitter van de Pakistan Minority Aid (PMA), een mensenrechtenorganisatie die aandacht vraagt voor de verdrukking van christenen in zijn geboorteland. „Christenen horen bij Pakistan. Zo’n 10 procent van de bevolking is christen, maar radicale moslims rusten niet voor de laatste christen dood is of het land heeft verlaten.”
Bhatti weet waarover hij praat. Twee jaar geleden werd zijn neef Shahbaz Bhatti, minister van Minderheden in Pakistan, door radicale moslims vermoord. „Zelf bezoek ik Pakistan regelmatig, vanuit mijn woonplaats in België. Definitief terugkeren is geen optie. Mijn naam is te veel verbonden met acties tegen christenvervolging. Opnieuw in Pakistan wonen, zou voor mij regelrechte zelfmoord betekenen.”
Ds. Nadeem K. Din, predikant van de uit Pakistaanse emigranten bestaande Living Stone Church in Rotterdam, neemt met enkele gemeenteleden deel aan de demonstratie. Zaterdag organiseert hij in de Breepleinkerk in Rotterdam een gebedsdienst voor de familieleden van de slachtoffers van de aanslag. „Ik ken mensen met achttien familieleden in de kerk in Peshawar. Van hen zijn er vijftien omgekomen bij de aanslag. Zoiets voelt alsof je hart er wordt uitgerukt.”
Rond 14.00 uur trekt de stoet richting de Pakistaanse ambassade. Het aantal deelnemers ligt lager dan de 350 die de organisatie verwachtte. „Veel mensen moeten werken”, zegt Bhatti. „Het is niet zo eenvoudig om op een doordeweekse dag tijd vrij te maken.” Vooraf spreekt ds. Din een gebed uit waarin hij God bidt om bijstand voor de rouwenden in Pakistan. „Geeft U dat we nooit meer horen van dergelijke aanslagen. Wijs ons, en onze broeders en zusters in Pakistan, de weg die we moeten gaan.”
De demonstranten lopen zingend door de statige Amaliastraat. Ze dragen kruisen, witte rozen en spandoeken, waaronder één met de tekst: ”Stoppen met het doden christelijken in Pakistan”. Psalm 121 klinkt uit vijftig monden: „Waar komt mijn hulp vandaan? Mijn hulp is van de Heere, Die hemel en aarde heeft gemaakt.”
Bij de Pakistaanse ambassade is het rustig. Vanuit een raam kijkt een man naar de groep. De vicevoorzitter van de PMA, Fernando Pauwels, roept door een megafoon: „Wij zijn niet tegen Pakistan. We willen gelijke behandeling van minderheden. Ons gebed is voor degenen die onze vrienden en familie in Peshawar hebben vermoord.”
Voor de deur van de diplomatieke vertegenwoordiging staat een jonge Pakistaan. Hij is kortgeleden in Nederland aangekomen, maar op Schiphol is zijn tas gestolen. Bij de diplomatieke vertegenwoordiging heeft hij een nieuw paspoort aangevraagd. De man, een moslim, kan zich de zorgen van de christenen voorstellen. „Het is verschrikkelijk wat er is gebeurd. Toch hebben niet alleen christenen te maken met aanslagen. Radicale sjiitische moslims hebben ook bommen laten ontploffen bij soennitische moskeeën.”
PMA-voorman Bhatti denkt dat de recente aanslag op christenen was gericht omdat moslimradicalen hen beschouwen als vrienden van de Amerikanen. „Die zijn in het oosten van Pakistan met bombardementen vanuit ”drones” actief tegen de taliban. Christenen zijn een gemakkelijke prooi voor wraakacties.”
Emmanuel Emmanuel uit Rotterdam, een gepensioneerde Pakistaanse immigrant, doet een gebed en opent de Bijbel. Hij leest 1 Petrus 2:5 en 6 in het Urdu, een van de meest gesproken talen in zijn geboorteland. „Daar staat dat Jezus Christus de Hoeksteen is. Wie in Hem gelooft, wordt niet beschaamd.”
Via het Lange Voorhout, waar twee weken geleden de gouden koets reed, loopt de groep richting het ministerie van Buitenlandse Zaken. „We vragen actie van de EU en van westerse landen”, legt Pauwels uit. „Pakistan is gevoelig voor druk van buitenaf. Aandacht vanuit Europa kan een positief effect hebben voor de positie van minderheden.”
De groep zet opnieuw Psalm 121 in, onderbroken door een krachtige roep: „Help ons!”