Tentoonstelling ”Credo” in Paderborn over kerstening Europa
„Ga dan heen, onderwijs al de volken.” Gehoorzaam aan de opdracht van Jezus brachten zendelingen het Evangelie tot in de verste uithoeken van Europa. Drie indrukwekkende tentoonstellingen in het Duitse Paderborn belichten deze kerstening.
Nederland mag dan in snel tempo ontkerkelijken, er was een tijd dat er niet één christen woonde. Als Willibrord, Bonifatius, Liudger en vele anderen geen gehoor hadden gegeven aan de zendingsopdracht, dan waren grote delen van Europa heidens gebleven. Dan had er waarschijnlijk ook geen Reformatie plaatsgevonden, dan was er geen gereformeerde gezindte geweest.
Van Willibrord, die het Evangelie aan de Friezen verkondigde, is een draagbaar altaartje bewaard gebleven. Er staan portretten op van de evangelisten Mattheüs en Lukas, van de apostelen Petrus en Paulus en van de heiligen Charalambos en Nicolaas. In het midden: een afbeelding van de gestorven Maria. Christus neemt haar ziel mee naar de hemel.
Ezeltje
Bezoekers kunnen gemakkelijk een dag uittrekken om de tentoonstelling ”Credo. De kerstening van Europa in de middeleeuwen” te bekijken. Honderden eeuwen oude manuscripten, marmeren beelden, zilveren schalen en bronzen kruisjes – met elkaar vertellen ze één groot verhaal: hoe het christelijk geloof in Europa voet aan de grond kreeg.
Dat is een wonderlijke geschiedenis, zo blijkt ook weer in Paderborn. Na de hemelvaart van Jezus wijst niets erop dat het christendom zo’n ongekende groei zou doormaken. Of misschien toch wel, want de apostelen hadden Zijn belofte gekregen: „Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde” (Mattheüs 28:18).
Het eerste deel van de tentoonstelling, ”Lux Mundi” (Licht der wereld), is te zien in het aartsbisschoppelijk Diözesanmuseum, vlak naast de imposante dom van Paderborn. Een van de topstukken is een tweede-eeuwse kopie van een deel van de brief die de apostel Paulus aan zijn „broeders” in Rome schreef.
Even verderop staat een marmeren grafsteen voor Asinello (”Ezeltje”) uit het einde van de vierde eeuw. Het ventje leefde maar „6 jaar, 8 maanden en 28 dagen”, zo is te lezen. Daarnaast zijn de gezichten van Petrus en Paulus gedetailleerd afgebeeld. Het is goed mogelijk dat zij er werkelijk zo hebben uitgezien: Petrus met een vrij rond hoofd, korte baard en korte haren; Paulus met een wat spitser gezicht en een puntige baard. Zijn haar wordt al wat dunner.
Lofzang
Tot aan het einde van de derde eeuw vormden christenen een kleine minderheid in het Romeinse Rijk. Niet meer dan 10 procent van de bevolking hing het christelijk geloof aan. Dat veranderde toen de Romeinse heersers Licinius en Constantijn de Grote met het edict van Milaan in 313 (nu 1700 jaar geleden) een einde maakten aan vervolgingen en het christendom als godsdienst tolereerden. Toen keizer Theodosius de Grote het christendom in 380 tot staatsgodsdienst uitriep en alle heidense gebruiken verbood, veranderde het gezicht van Europa voorgoed.
In Ierland en Engeland kreeg het christendom in de vijfde eeuw vaste grond onder de voeten. Honderd jaar later schreef paus Gregorius de Grote juichend: „Zie, God heeft de harten van bijna alle volken bereikt; zie, Hij heeft de grenzen van Oost en West in één geloof verenigd; zie, de tong van Brittannië, die niets anders kon dan barbaars sissen, is al lang begonnen om in goddelijke lofgezangen het Hebreeuwse halleluja te laten weerklinken.”
Hij had gelijk. Vanaf de Britse eilanden ondernamen monniken talloze zendingsreizen naar het vaste land van Europa. De rijk geillustreerde boeken, vol afbeeldingen van Evangelieschrijvers en dierenkoppen, gingen natuurlijk mee.
De reisbibliotheek van Bonifatius bestond uit 20 tot 25 geschriften, vooral theologische, exegetische en kerkrechtelijke werken. Een daarvan is het Ierse Cadmug-Evangelie, dat Bonifatius bij zich had tijdens zijn zendingsreis naar Friesland. Het is in het bezit van een bibliotheek in het Duitse Fulda, waar Bonifatius werd begraven nadat hij in 754 bij Dokkum was vermoord.
Minstens even kostbaar is een Evangeliehandschrift in gotisch schrift uit het jaar 500, dat in 1970 bij de restauratie van de dom van Spiers in een houten kistje werd gevonden. De kans is groot dat de bezoeker alleen een kopie van het handschrift te zien krijgt; het origineel is zo kwetsbaar dat het maar twintig minuten per dag kan worden tentoongesteld.
Abracadabra
De ”Credo”-expositie maakt nog iets duidelijk: bekeerlingen omarmden het christendom vaak heel voorzichtig, bang om het heidense verleden in één keer helemaal los te laten. Tien jaar geleden ontdekten archeologen bij Prittlewell, in Engeland, een graf van een angelsaksische koning uit het einde van de zesde eeuw. Op de ogen lagen twee kruisjes van bladgoud, een teken dat de vorst christen moet zijn geweest. Raakte Jezus niet de ogen van de blinden aan, zodat ze konden zien? Maar daarbij lagen ook allerlei heidense offers. Voor als er misschien tóch een reis naar het dodenrijk moest worden gemaakt.
Die tweeslachtigheid blijkt ook uit de vondst van een skelet onder de kathedraal in het Zwitserse Lausanne. Op de borst lag een zilveren kruis. Maar dan wel met daarin magische bezweringsformules gegraveerd: ”Abra, Abrac, Abraca, Abracasa” (de toverspreuk ”abracadabra” werd al in de tweede eeuw gebruikt).
Ook in Noorwegen waren christendom en heidendom nog lange tijd met elkaar vervlochten. Weliswaar besloot de gezamenlijke stammenvergadering in het jaar 999 om in één keer naar het christendom over te stappen, toch bleven mythen en oude tradities een belangrijke rol spelen in het volksgeloof. Dat is bijvoorbeeld te zien aan een twaalfde-eeuws houten portaal in Vegusdal, waarop de heidense held Sigur de Drakendoder de kerk bewaakt. Je weet immers maar nooit – al kan de afbeelding natuurlijk ook worden uitgelegd als een verwijzing naar Christus, Die het kwaad overwint.
Doop of dood
Dat de geschiedenis van de verspreiding van het christendom ook zwarte bladzijden kent, wordt wel duidelijk op de tentoonstelling ”In hoc signo” (In dit teken) in het Museum in de Kaiserpfalz in Paderborn. Dit is de plaats waar keizer Karel de Grote in het jaar 777 de eerste Frankische rijksdag op Saksische bodem hield en besloot alle Saksen tot het christendom te bekeren, zo nodig met geweld. Het was kiezen: doop of dood.
Wie geen christen wilde worden, een kerk beroofde of de vastenregels overtrad, kreeg zonder pardon de doodstraf. „Sterven zal degene die heiden wil blijven of zich niet wil laten dopen”, zo stond er in de wet, die bedoeld was om het heidendom met wortel en tak uit te roeien.
Duizenden Saksen kwamen om het leven. Een kroniekschrijver uit Sankt Gallen merkte fijntjes op: „Karel trok uit tegen de Saksen, hij leidde velen tot de heilige doop, maar meer nog heeft hij er gedood.”
Veel Germanen bekeerden zich –gedwongen of vrijwillig– tot het christelijk geloof. Op de tentoonstelling laat een stem een Saksische doopbelofte uit de achtste eeuw horen. De dopeling wordt gevraagd de oude goden (de duivel) te verzaken en de drie-enige God te dienen: „Gelobistu in got alamehtigan fadaer?” Gelooft u in God de almachtige Vader? „Ec gelobo in got alamehtigan fadaer”, is het antwoord. „Gelobistu in crist godes suno?” Gelooft u in Christus, de Zoon van God? „Ec gelobo in crist godes suno.” De doopbedienaar: „Gelobistu in halogan gast?” Gelooft u in de Heilige Geest? „Ec gelobo in halogan gast.”
Kritiek op de „zending door het zwaard” was er ook. „U moet predikers zijn, geen plunderaars”, hield Alcuin van York zijn collega’s voor. Het kwam aan op geloof.
Ook Liudger, die de Saksen en de Friezen het Evangelie bracht, keerde zich tegen het zendingsgeweld. Liever stichtte hij kloosters en gemeenschappen van waaruit het christelijk geloof zich verder kon verspreiden. Nieuwe bekeerlingen kregen grondig onderwijs in het christelijk geloof, zo laat een catecheseboekje zien. De lesstof was van kerkvader Augustinus.
Ketterij
Dan wordt de bezoeker meegenomen naar Oost-Europa: een icoon van de aartsengel Michaël uit Constantinopel, een metalen processiekruis uit Oekraïne, een tronende Madonna uit Pommeren. Op een elfde-eeuwse gouden miskelk uit Byzantium, afgezet met kostbare edelstenen, staan de woorden: „Drink allen daaruit, dit is Mijn bloed.”
Ook naar de volken in het oosten werden zendingsreizen ondernomen. De monniken Constantijn en Methodius, twee broers uit Thessaloniki, ontwikkelden het zogenoemde glagolitische alfabet, waardoor de Slaven de Bijbel konden lezen. Beierse geestelijken, bang om hun invloed te verliezen, beschuldigden hen echter van ketterij: God had maar drie talen uitgekozen om gekend te worden, namelijk het Hebreeuws, Grieks en Latijn.
Het gebruik van het glalolitisch was echter niet meer te stoppen. Uit deze taal ontstond het cyrillisch, dat tot op de dag van vandaag in Oost-Europa wordt gebruikt.
Grootvorst Jagiello uit Litouwen was in 1385 de laatste edelman die overging tot het christendom (dan kon hij met de Poolse erfprinses trouwen). De kerstening van Europa was, in ieder geval op papier, een feit.
Malefatius
De tentoonstelling ”Quo Vadis?” (Waarheen?) in de Städtische Galerie te Paderborn laat zien dat het christelijke middeleeuwse Europa later verschillend is beoordeeld. Aan de ene kant was er bewondering. Zendelingen als Willibrord, Bonifatius en Liudger durfden het toch maar aan om de heidense Saksen en Friezen het Evangelie te brengen. Een schilderij uit de negentiende eeuw toont een predikende Bonifatius. Zijn vinger wijst omhoog, naar de hemel; de voeten staan op de stronk van een heilige eik, die zojuist is omgehakt. De boodschap is duidelijk: het christelijk geloof overwint het heidendom.
De protestanten waren in de zestiende en de zeventiende eeuw heel wat minder gecharmeerd van missionarissen zoals Bonifatius. Ze zagen de zendelingen als handlangers van de paus, als verkondigers van de leer van Rome. De lutherse kerkhervormer Matthias Flacius Illyricus vond zelfs dat Bonifatius (”goeddoener”) eigenlijk anders had moeten heten: Malefatius, ”kwaaddoener”.
De tentoonstelling ”Credo. De kerstening van Europa in de middeleeuwen” is tot 3 november te zien in het Diözesanmuseum (”Lux Mundi”), het Museum in der Kaiserpfalz (”In hoc signo”) en de Städtische Galerie Am Abdinghof (”Quo Vadis?”) te Paderborn in Duitsland. Openingstijden: dagelijks van 10.00 tot 18.00 uur. Maandag gesloten. >>credo-ausstellung.de