Jacob Lekkerkerker: buitenbeentje in Amsterdamse Oude Kerk
Met muziek was Jacob Lekkerkerker in zijn jeugd altijd bezig, maar niet met het kerkorgel. Nu heeft hij als organist een dubbelfunctie op een van beroemdste plekken van Nederland: de Amsterdamse Oude Kerk.
Vanaf zijn geboorte heeft Jacob Lekkerkerker (1975) een beperking aan zijn rechterhand: hij mist de middelste drie vingers. „Vroeger dacht iedereen: Dat wordt niks met het orgel”, glimlacht hij. Als hij in de Amsterdamse Oude Kerk het beroemde orgel van Vater/Müller demonstreert, blijkt dat het wél wat kon worden met het orgel. Virtuoze passages op het zwaar spelende instrument, registreren links en rechts: het kan allemaal met duim en pink.
Hij laat horen waarom dit orgel zo bijzonder is. „Hier, een prachtig plenum, zowel op het rugwerk als op het hoofdwerk. En moet je de Gemshoorn van het bovenwerk horen: heel mooi. Déze combinatie: zo waan je je in Frankrijk; heel geschikt om impressionistisch te spelen. Het mooie van dit instrument is dat je twee kanten op kunt: de barokke kant, maar ook de romantisch kant.”
Het orgel staat er niet goed bij. „Als ik hier zondags de dienst begeleid, moet ik een halfuur eerder komen om te kijken wat het wel en niet doet. Dat kan in oktober heel anders zijn dan in april. Voor concerten is het niet goed meer bruikbaar. Het speelt nog steeds ongewoon zwaar. Overal in de kas ligt stof van de restauratie van de kerk, die net is afgerond. Veel problemen, zoals gescheurde bekers, zijn de achterliggende jaren met plakband opgelost. Het orgel vertoont duizend kleine gebreken. En dat terwijl we het hier hebben over een van de belangrijkste kerken van de hoofdstad van Nederland met zo ongeveer het mooiste orgel dat er is!”
Garageboxen
Als Jacob Lekkerkerker zijn levensgang overziet, is hij verbaasd dat hij nu in deze kerk als musicus een dubbelrol vervult: sinds 2007 is hij organist van de Oudekerkgemeente en sinds mei dit jaar ook titulair organist van de Stichting Oude Kerk, samen met Matteo Imbruno.
Weliswaar is hij een zoon van de Harmelense organist Gijsbert Lekkerkerker, dat betekent niet dat Jacobs leven in het teken stond van het kerkorgel. „Ik groeide op bij mijn moeder in Doorn. Ik speelde voornamelijk gitaar en piano. En met de band van het Revius Lyceum zat ik vaak in de garageboxen achter ons huis. Met allerlei instrumenten, zoals Hammondorgel, basgitaar, gitaar en drumstel. Elke band die ertoe deed, zoals Queen, volgden we. Daar in die garageboxen is mijn muzikant-zijn ontwikkeld.”
Ondanks de beperking aan zijn hand was Lekkerkerker „dol op toetsen”, zegt hij. Hoe hij dat klaarspeelt? „Altijd maar noten tellen en kijken of het met zeven vingers lukt. Bij de afsluiting van het vak muziek op het Revius speelde ik de Toccata en Fuga in d van Bach, op piano. Dat kon eigenlijk niet. Maar ik deed het toch.”
Met orgelmuziek had hij weinig. „Ik heb wel heel veel orgels gezien, als ik in het weekend af en toe bij m’n vader was, of met hem meeging op tournees door Europa. Daardoor ben ik het orgel als instrument gaan waarderen: fantastisch! Maar door veel orgelmuziek voelde ik me niet geraakt.”
Hij ging in Amsterdam kunstgeschiedenis en filosofie studeren. Muziek bleef hij maken. „Ik zocht met mijn elektrische piano aansluiting bij de kunstenaars hier, onder andere in de undergroundscene, waar in kraakpanden muziek wordt gemaakt.” Toch sloeg hij een klassiekere weg in. „Ik had zo veel met popmuziek gedaan, daar was ik op uitgekeken.” Hij kwam in de Westerkerk terecht en ging zingen in de cantorij.
Hij kwam er ook in contact met organist Jos van der Kooy en vroeg hem of hij orgelles kon krijgen. „Toen ik voorspeelde, klopte er een heleboel niet. Maar Jos hoorde twee dingen: de bravoure waarmee ik speelde en de manier waarop ik met het orgel in de ruimte omging. Dat laatste moet ik toch tijdens die vakanties met mijn vader hebben opgepikt.”
Van der Kooy raadde hem aan het conservatorium te gaan doen. „Dat was hard werken. Ik had helemaal geen repertoire. Ik heb door heel wat hoepeltjes moeten springen. Als je verplicht iets uit de Triosonates van Bach moet spelen, ben je lang bezig om twee delen te vinden die haalbaar zijn met zeven vingers.”
Bij elk muziekstuk moet hij opnieuw noten en vingers tellen. „Veel kunst- en vliegwerk, soms kleine arrangementen. Widor, Franck, Guilmant: dat zit er voor mij allemaal niet in. Wel de doorzichtig gecomponeerde muziek van Bruhns, Buxtehude en Sweelinck. Van Jehan Alain bleken ook twee fantasieën haalbaar te zijn.”
Improviseren
Een doorsnee organist zal hij nooit worden. Dat wil hij ook niet. „Daar wijd ik mijn leven niet aan. De kunst is mijn wereld, daar ben ik dol op. En ook op muziek. In de orgelwereld ben ik een buitenbeentje. Maar dat is geen lot. Daar kies ik zelf voor. Ik ben anders dan de doorsnee vakorganist. Voor hem is het reproduceren van muziek van anderen zijn eerste taak geworden. Dat laat ik graag aan anderen over. Zij kunnen dat veel beter dan ik. Het was trouwens vroeger heel anders. Denk aan Sweelinck met zijn bespelingen: dat waren veelal improvisaties. En ook in andere muzieksoorten, zoals jazz, funk of reggae, ben je altijd aan het improviseren. Juist dat is voor mij het ideaal: het samenwerken met andere musici uit heel andere muziekstijlen en het orgel verbinden met zo’n nieuwe context.”
Voor zijn verdiensten op dat gebied kreeg Lekkerkerker inmiddels een paar grote prijzen, waaronder de Jur Naessens Muziekprijs (voor „eigenzinnige, creatieve en avontuurlijke muziek”) en recent de Schnitger Droomprijs.
Een en ander leidde in mei tot zijn benoeming als titularis van de Oude Kerk, in de vacature van Henk Verhoef. „De stichting heeft hier juist vorig jaar een nieuwe koers ingezet. Naast Matteo Imbruno als specialist oude muziek moest er een tweede organist met een heel ander profiel komen. Iemand die de verbinding weet te leggen tussen de verschillende kunstdisciplines en die de orgelmuziek op eigentijdse wijze benadert. Ik liep hier al rond als organist van de Oudekerkgemeente. Daar heb ik me over verbaasd: dat de andere wind die hier is gaan waaien precies de mijne is.”
Feike Asma
Wat dat concreet betekent? „Ik zal ingeschakeld worden bij kunstexposities in de Oude Kerk. Als er straks na de restauratie van het orgel een dagelijkse bespeling komt, zal het orgel zo nu en dan ook gecombineerd worden met bijvoorbeeld elektronica of dans. Dat gebeurt nu soms ook al in de diensten op zondag. Dan neem ik uit mijn netwerk een saxofonist of gitarist mee die een rol krijgt in de liturgie. Dat kan heel goed. We hebben hier ook wel ”jazzpers” gehad: een qua vorm volstrekt klassieke vesper waarin jazzmusici op kistorgel, saxofoon en zelfs accordeon meespeelden. Mijn rol beperkt zich dan tot het af en toe invoegen van het grote orgel.”
Kan hij zich voorstellen dat mensen die de Oude Kerk en het beroemde orgel vooral associëren met de klassieke orgelbespelingen van Feike Asma, moeite hebben met de nieuwe ontwikkelingen? „Ja, maar dat moeten zij weten. Dan leef je nog met de romantische sfeer die hier heeft gehangen. Wat Asma deed, was fantastisch. Hij was een van de grootste organisten die we gehad hebben. Maar moet ik gaan spelen in de stijl van iemand die allang overleden is? De context van de jaren 50 en 60 van de vorige eeuw was ook heel anders. Het orgel was een dominant concertinstrument in een sterk kerkelijke samenleving. Dat stuk geschiedenis kun je niet conserveren. Doe je dat toch, dan sluit je hier in Amsterdam heel veel mensen buiten. En juist dat publiek, waarvoor het orgel een stoffig imago heeft, willen we met de nieuwe koers bereiken.”
Restauratie
Het is de bedoeling dat de restauratie van het Vater/Müllerorgel (1724/1738) in de Amsterdamse Oude Kerk volgend jaar van start gaat en dan anderhalf jaar duurt. Het kostenplaatje bedraagt 1,3 miljoen euro. Een groot deel is al binnen door fondsen, sponsors en subsidies. Voor de laatste 3 ton wordt nu actiegevoerd. Iedereen kan een pijp of register adopteren: een kleine pijp voor 100 euro, een grote pijp of frontpijp voor 1000 euro, een heel register voor 4000 euro.
De firma Reil uit Heerde, die het orgel in onderhoud heeft, zal de restauratie uitvoeren. Henk Verhoef is adviseur. Uitgangspunt is dat op basis van de bestaande situatie, inclusief de renovatie van C. G. F. Witte uit 1870, het pijpwerk conserverend wordt hersteld. Ook moet de bespeelbaarheid definitief worden verbeterd en wordt de restauratie van orgelkas en marmeren onderbouw voltooid.
Lees meer in Digibron:
Lekkerkerker wint Sweelinckprijs (Reformatorisch Dagblad, 09-11-2009)
Lees meer op rd.nl:
Jacob Lekkerkerker organist Oude Kerk Amsterdam (25-05-2013)
Schnitger Droomprijs 2013 voor Jacob Lekkerkerker (29-05-2013)