„Pooierverbod nodig voor aanpak mensenhandel”
DEN HAAG. Het Nederlandse strafrecht moet worden uitgebreid met een pooierverbod om misstanden in de prostitutiebranche beter te kunnen bestrijden. Daarvoor pleitte strafraadsheer P. Lemaire, voorzitter van de strafrechtafdeling van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maandag in de Tweede Kamer.
Zonder het pooierverbod blijkt het strafrecht keer op keer een ineffectief middel te zijn in de strijd tegen mensenhandel, aldus Lemaire. Hij haalde diverse strafzaken aan, die aanvankelijk kansrijk leken, maar waarbij verdachten uiteindelijk toch vrijuit gingen. Grootste knelpunt was steeds het ontbreken van voldoende bewijs dat het slachtoffer onvrijwillig in de seksbranche had gewerkt.
Lemaire voerde het woord op het congres ”Een andere kijk op prostitutie” dat ChristenUnie en PvdA maandag organiseerden in het Tweede Kamergebouw.
Ruim tien jaar geleden is de prostitutiebranche in Nederland gelegaliseerd. De misstanden in de sector zijn echter nog lang niet verdwenen, aldus alle sprekers maandag. „Ik ga niet over de vraag of de legalisering een goed idee is gebleken”, aldus Lemaire. „Ik zou wel een stapje verder willen gaan en de invoering van een pooierverbod willen bepleiten. Het kan zijn dat meisjes er zelf voor kiezen om in de prostitutiebranche te gaan werken. Wie zijn we als liberale samenleving om dat te verbieden? Waar we vanaf moeten, is van de vliegen die om deze vrouwen heen zwermen.”
Lemaire doelde daarmee op afpersers die het geld dat vrouwen in de prostitutie hebben verdiend om bijvoorbeeld hun schulden af te lossen opeisen, desnoods onder dreiging van geweld. „Er kan geen redelijk doel mee gediend zijn als dat wordt beschermd.”
Na invoering van een pooierverbod, in de Tweede Kamer recent nog voorgesteld door de SGP, hoeft de vraag of de sekswerker die aangifte doet wel of niet is uitgebuit rechters weinig hoofdbrekens meer te kosten, lichtte Lemaire toe. „Rechters hoeven geen onvrijwilligheid meer te bewijzen. Met het pooierverbod kunnen politie en justitie criminele activiteiten in de prostitutiebranche makkelijker verstoren, zonder dat er grote, tijdrovende onderzoeken nodig zijn.”
Over de aanpak van de misstanden in de seksbranche lopen de meningen uiteen. Zo is het voor Martin Sitalsing, voorzitter van het Coördinatiecentrum Mensenhandel, nog maar de vraag of nieuwe wetgeving is geboden. Voor Sitalsing, oud-politiechef, is de roep om wetgeving een kwestie van „weglopen” als het prostitutiedebat ingewikkeld wordt.
„Het aanpakken van misstanden in de seksbranche is een gezamenlijke verantwoordelijkheid”, aldus Sitalsing. Hij wil dat de overheid klanten van sekswerkers beter informeert over misstanden in de prostitutiesector en op die manier bij de strijd tegen mensenhandel en uitbuiting betrekt. „De klant is een belangrijke informatiebron. Daar wordt te weinig mee gedaan. Althans, in de prostitutiesector. Bij het bestrijden van heling lijkt het veel gemakkelijker te zijn.”
Sitalsing riep het publiek op prostitutie niet als vanzelfsprekend te zien, maar waarschuwde voor pleidooien om prostituanten te criminaliseren. „We moeten ons afvragen of een prostitutieverbod werkt, of dat het tot polarisatie leidt.”
Een pleidooi voor (her)invoering van een prostitutieverbod werd wel gehouden door de Britse feministische activiste Julie Bindel. Zij noemde mensenhandelaren, pooiers en prostituanten „de grote winnaars” van het legaliseren van de seksbranche.