Economie

Geniepig de belastingen verhogen

VVD en PvdA verhogen op een „geniepige manier” de belastingtarieven, zeggen fiscaal experts. Niet netjes via de voordeur, maar achterom. „Bij belastingfraude wordt gedoeld op burgers die de Belastingdienst tillen, maar dít is ook misleiding. Nu welbewust door de overheid.”

Marcel ten Broeke
21 September 2013 09:09Gewijzigd op 15 November 2020 05:57
beeld ANP
beeld ANP

Als in een toekomstig verkiezingsdebat Rutte wordt verweten dat hij de belastingen heeft verhoogd, kan de VVD-premier dat bestrijden door te zeggen dat hij de belastingtarieven niet heeft gewijzigd. „En dan jokt hij niet eens!” zegt Jos Teunissen.

Toch is er in dat geval volgens de hoogleraar staats- en bestuursrecht (Open Universiteit, Heerlen) sprake van ernstige misleiding. De kabinetsplannen om de algemene heffingskorting en de arbeidskorting voor hogere inkomens af te bouwen (met 3 respectievelijk 4 procent), komen volgens hem feitelijk neer op een verhoging van de marginale belastingtarieven, die aangeven wat een burger afdraagt van één euro die hij extra zou verdienen (zie kader). Het effect is daarmee gelijk aan dat van een verhoging van het officiële belastingtarief.

Teunissen: „Ik hoor PvdA-leider Samsom steeds over het „eerlijke verhaal.” Maar dat is dít niet hoor. Het op deze manier verhullen van wat je eigenlijk doet, is geen eerlijke manier van politiek bedrijven. Men heeft het vaak over belastingfraude, waarbij dan wordt gedoeld op mensen die de Belastingdienst tillen. Dat is dan misleiding. Nou, dít is ook misleiding. Maar dan welbewust door de overheid.”

Ook Leo Stevens, emeritus hoogleraar fiscale economie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, spreekt van een „geniepige vorm” van het opvoeren van de progressie in de inkomstenbelasting. „Als je het effect van wat je nu als overheid met het aftoppen van de heffingskortingen wilt bereiken, netjes via de voordeur zou doen, dan zouden de officiële belastingtarieven voor de hogere inkomens stijgen. Dat wordt nu echter gecamoufleerd. Niettemin is er sprake van een extra aanscherping van de belastingdruk. Dat gebeurt overigens niet alleen maar door het inkomensafhankelijk maken van de heffingskortingen, maar ook door zo’n rare regeling als de crisisheffing.”

Een normaal mens begrijpt zo langzamerhand niet meer hoe het fiscale stelsel –met belastingtarieven en inkomensafhankelijke heffingskortingen– in elkaar zit, meent Stevens. „En dat is spijtig. Ik vind dat je als overheid zo transparant mogelijk moet zijn, óók in je belastingsysteem. Een vlaktaks zou in dat opzicht welkom zijn. Maar met deze plannen kom je daar alleen maar verder van af.”

Stevens vindt dit vreemd, vooral ook omdat op andere terreinen het kabinet regelingen juist zegt aan te pakken, omdat mensen anders door de bomen het bos niet meer zien. „Dat is bijvoorbeeld het verhaal bij de integratie van de toeslagen. Maar wat de overheid hier met de mond belijdt, daarvan wijkt ze nu juist af.”

Volgens Teunissen lijkt het er soms op dat de overheid het belastingstelsel zelfs doelbewust zo troebel mogelijk maakt. Om op die manier gedoe te voorkomen. „Heel cynisch zou je kunnen zeggen: dit plan is Pauw & Witteman-proof. Het is zó ingewikkeld, daar gaan ze op televisie de vingers niet aan branden. Zo worden burgers misleid en kan, na de zorgpremierel, een nieuwe opstand binnen de VVD worden voorkomen.”

Behalve minder transparantie, brengt het kabinetsplan volgens Stevens ook met zich mee dat de grootste belastingdruk wordt neergelegd bij de middengroepen en dan naar verhouding het meest bij alleenverdieners. „Het aftoppen van de algemene heffingskorting komt boven op de afbraak van wat wel denigrerend wordt aangeduid als de aanrechtsubsidie en maakt de al bestaande verschillen tussen alleen- en tweeverdieners dus alleen maar groter. Dat komt daar heel hard aan. De arbeidskorting, die oorspronkelijk bedoeld was als een belastingaftrek voor werkelijk gemaakte arbeidskosten, heeft daar weinig meer mee van doen. Het is nu vooral een participatieprikkel geworden die niet thuis hoort in de inkomstenbelasting. En zéker geen inkomensafhankelijke.”

Volgens berekeningen van Teunissen betalen kostwinners als gevolg van de plannen in 2017 zelfs tot drie keer méér belasting dan tweeverdieners met hetzelfde gezinsinkomen. Die fiscale benadeling van het kostwinnersmodel noemt hij een „flagrante inbreuk op het universele mensenrecht om zelf je leven te kunnen inrichten. De VVD zegt liberaal te zijn, maar hier is toch echt sprake van flinke overheidssturing in de eigen levenssfeer.”

De in de Troonrede gebruikte term participatiesamenleving staat volgens hem in schril contrast met de vormgeving van het belastingstelsel. „Of koning Willem-Alexander moet met participatie louter arbeidsparticipatie hebben bedoeld. Maar ik had de indruk dat vooral gedoeld werd op meer zorg voor elkaar, via vrijwilligerswerk en mantelzorg en zo. Het belastingstelsel gaat echter uit van een heel ander concept, namelijk dat van de nutsmaximaliserende ”homo economicus”.”

Dat de hoogste marginale tarieven straks niet langer gelden voor de hoogste inkomens maar voor middeninkomens, noemt Stevens in internationaal opzicht „vrij ongebruikelijk.” Volgens Teunissen is waarschijnlijk gekeken waar relatief eenvoudig het meeste geld kan worden weggehaald. „Bij de middeninkomens zitten de grote aantallen. En bovendien: daar zitten ook de mensen die niet direct naar Brasschaat verhuizen om belastingen te ontwijken.”

Naast een vlaktaks zou volgens Teunissen ook de invoering van een zogeheten splitsingsstelsel een oplossing zijn om in het huidige fiscale stelsel kostwinners niet zo fors te benadelen ten opzichte van tweeverdieners. In zo’n stelsel, zoals ook Duitsland en Frankrijk kennen, mogen huishoudens het gezinsinkomen over beide partners verdelen, ongeacht wie wat verdiende. „Dat dat nu niet kan is een interne inconsistentie in het huidige belastingstelsel. Alle vormen van inkomen mag je vrijelijk verdelen. Behalve het arbeidsinkomen.”


Inkomensafhankelijke heffingskorting

De heffingskorting kwam bij de belastingherziening in 2001 in de plaats van de belastingvrije som. De gedachte hierachter was dat een belastingvrije som hogere inkomens –die vallen in een hoger belastingtarief– zou bevoordelen. Waar de belastingvrije som werd afgetrokken van het belastbare inkomen, is de heffingskorting een voor iedereen gelijk bedrag dat in mindering wordt gebracht op het te betalen belastingbedrag. De plannen voor de forse verhoging van zowel de arbeidskorting als de algemene heffingskorting die het kabinet deze week bekendmaakte, komen daardoor relatief het meest ten gunste van lagere inkomens (nivellering).

Het kabinet wil daarnaast de beide heffingskortingen inkomensafhankelijk maken. Daardoor worden ze stapsgewijs afgebouwd voor hogere inkomens. Door die maatregel stijgt de marginale belastingdruk (wat draag ik af over een euro die ik nu extra zou verdienen) voor met name de midden- en hogere inkomens. Voor inkomens tussen de 55.991 en de 93.000 euro is het marginale tarief in 2017 zelfs 59 procent, zo becijferde CDA-Kamerlid Omtzigt deze week. Dat is hoger dan het marginale tarief voor de allerhoogste inkomens (52 procent). Mensen die tussen 55.991 en 93.000 euro verdienen en bijvoorbeeld 100 euro extra gaat verdienen, betalen daarover 52 euro belasting en verliezen tevens 3 euro aan algemene heffingskorting en 4 euro aan arbeidskorting. In totaal is het belastingbedrag daarmee 59 euro, oftewel een marginaal belastingtarief van 59 procent.

De verhoging van de heffingskortingen en het inkomensafhankelijk maken ervan, duperen alleenverdieners sterker dan tweeverdieners, zeker wanneer die hun inkomensaanbreng enigszins gelijk verdelen. De fiscale benadeling van het kostwinnersmodel, dat een impuls kreeg toen het kabinet-Balkenende IV besloot de overdraagbare heffingskorting voor de minst verdienende stapsgewijs af te bouwen, neemt hierdoor de komende jaren steeds verder toe.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer