Bewaren
Lukas 11:28
„Maar Christus zei: Ja, zalig zijn degenen die het Woord Gods horen en hetzelve bewaren.”
Er staat niet: „Zalig zijn zij óm het horen en om het bewaren”, maar: „Zalig zijn degenen die het horen en die het bewaren.” God de Heere zou u niet zegenen om het horen, al hoorde u zo veel predicaties als er dagen in het jaar zijn, maar Hij zegent degenen die horen, die Zijn bevel gehoorzamen en doen hetgeen zij horen.
Wat wordt er verstaan onder het gehoorde Woord Gods te bewaren? Dit bewaren houdt twee dingen in. Eerst dat u het in uw geheugen bewaart. Maria, zo staat er, bewaarde deze woorden in haar hart. Zij bewaarde die in haar geheugen. Ons geheugen moet gelijk aan de ark zijn waarin het manna bewaard werd. Het manna is de goddelijke waarheid. Die moet in ons geheugen goed bewaard worden. Maar van dit bewaren wordt hier niet gesproken, want veel mensen hebben een goed geheugen om hetgeen zij horen te bewaren, maar zij hebben geen goede harten. Zij leven niet goed, waarom zij ook door hun bewaren niet zalig zijn. Vervolgens, men bewaart het Woord ook als men dat in het werk stelt. Dat is, wanneer wij nauwkeurig zorg dragen om ons leven met hetgeen wij horen in onze omgang te doen overeenkomen. Welzalig zijt gij die Gods Woord hoort en dat aldus bewaart. Zo dus zijn al de moeilijkheden van de tekst verklaard.
Christopher Love, predikant te Londen (”De ijverige christen”, 1655)