Eenzijdig toptalent niet accentueren
Staatssecretaris Dekker van Onderwijs heeft de start van het schooljaar uitgebuit om aandacht te vragen voor excellentie. Hij vindt dat het Nederlandse onderwijs te veel is gericht op leerlingen met een achterstand en op de grijze middenmoot. De talentvolste leerlingen krijgen onvoldoende kans om uit te blinken. Dat moet veranderen. Het onderwijs moet uit de leerlingen halen wat erin zit en hen uitdagen om maximaal te presteren.
Tijd voor toptalent dus. Gelukkig benadrukt de staatssecretaris dat toptalent niet beperkt blijft tot mensen met een hoge intelligentie, maar dat er ook op de havo en op het vmbo leerlingen met uitzonderlijke kwaliteiten zitten. En aan die kwaliteiten mag niet voorbijgegaan worden door een klassikale wijze van kennisoverdracht. Juist de hoogvliegers mag niets in de weg gelegd worden, zij moeten worden gestimuleerd om nog hoger te vliegen.
Aandacht voor excellentie is niet verkeerd. De school waar ik werk is met de staatssecretaris van mening dat kwaliteiten ontwikkeld moeten worden. Daarom hebben wij allang een plusklas, waar hoogbegaafden hun vleugels kunnen uitslaan. De krant schreef er vorige week zaterdag een mooi artikel over (RD 7-9). Enige tijd geleden zijn we in de havo begonnen met een IBC-klas, om leerlingen uit te dagen extra te presteren op economisch gebied. Op het vmbo doen we al jaren mee met vakkanjerwedstrijden, om leerlingen te motiveren tot het leveren van uitzonderlijke prestaties.
Bedelaar
Allemaal geweldige initiatieven, die leerlingen helpen om hun gaven te ontplooien. Toch krijg ik kriebels bij deze kruistocht voor toptalent. Ik mis de balans. Het door Dekker gebruikte argument voor aandacht voor excellentie is de economie. Wil Nederland zich internationaal met de top kunnen meten, dan moeten we blijven investeren in kennis en vaardigheden. Natuurlijk is dat ook in het belang van de leerlingen zelf. Ze moeten de mogelijkheid krijgen om het beste uit zichzelf te halen. Met zijn accent op toptalent verloochent Dekker zijn ideologische principes niet. Zijn voorstellen zijn zo liberaal als maar kan: ruim baan voor het recht van de sterkste, individuele vrijheid gaat boven solidariteit en economische waarden hebben altijd voorrang.
In hoeverre is een sterk accent op excellentie te verenigen met christelijke waarden en normen? Er zijn best kanttekeningen te maken. Om te beginnen bestaan er geen excellente christenen. Een christen blijft altijd een bedelaar die moet leven van wat God hem geeft. Als het aan hemzelf ligt, komt niet het beste, maar steeds weer het slechtste in hem naar boven. Daarom klaagt hij voortdurend: Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods? Gaven en talenten zijn ook niet geschonken om er groot mee te worden, maar om te besteden in dienst van God en de naaste. Zelfontplooiing kent een christen niet. Hij kan nooit schitteren in zichzelf. Wel is het zijn verlangen om als een levend steentje ingemetseld te worden in het gebouw dat naar Gods volmaakt bestek in eeuwigheid zal rijzen.
Gaven en talenten –ten slotte– zijn nooit doel op zichzelf. Het gaat er niet om wat iemand presteert of hoe ver hij het schopt in het leven. Het gaat erom wat hij bijdraagt aan Gods Koninkrijk. Dat betekent dat je als christelijke ouder je kind afremt als het te veel het accent legt op een bijzondere gave. Je kunt nu eenmaal niet al je tijd besteden aan je muziekinstrument. Je moet ook sociale vaardigheden ontwikkelen en leren iets voor anderen te betekenen. Zo zal ook een volwassene –als het goed is– zijn grenzen bewaken. Want als ik uitsluitend ga voor mijn carrière, zijn de kosten voor gezondheid, gezin en stille tijd te groot.
Het onderwijs mag aandacht besteden aan excellentie. Maar laat het jonge mensen wel leren dat ze niet voor zichzelf leven. En dat een evenwichtige vorming meer waarde geeft aan het leven dan het overmatig accentueren van een eenzijdig toptalent.
Reageren? welbeschouwd@refdag.nl