Binnenland

Mr. Hans Barendrecht: Gevangenenzorg als Bijbelse roeping

Bij Prison Fellowship International staat mr. Hans Barendrecht bekend als tegendraads. Toch kozen zijn Europese collega’s hem als voorzitter. Met een enorme gedrevenheid zet de bestuurder van Gevangenenzorg Nederland zich in voor gedetineerden. „Als christen mag je niemand het recht ontzeggen om van Christus uit vergeving te ontvangen.”

13 September 2013 19:26Gewijzigd op 15 November 2020 05:48
Mr. Hans Barendrecht. beeld RD, Anton Dommerholt
Mr. Hans Barendrecht. beeld RD, Anton Dommerholt

De weegschaal uit de aardappelwinkel van zijn vader kreeg een ereplaats in zijn werkvertrek. Aan de voorzijde liet mr. Hans Barendrecht de woorden ”shalom weegt” aanbrengen.

„Shalom is meer dan afwezigheid van oorlog. Het woord omvat alles waar het echt om gaat in een mensenleven: dat je eten en drinken hebt, dat je relaties goed zijn en dat je verhouding met God in orde is. Het is een zegen als een gevangene zijn leven betert, het is een dubbele zegen als hij thuiskomt bij de Vader. Daar word ik elke dag bij bepaald door die weegschaal, tevens symbool van de rechtspraak.”

Hoe hebt u de rechtenstudie ervaren?

„Als jongen uit een oud gereformeerd nest voelde ik me sterk betrokken bij vragen rond schuld en vergeving. Toen ik rechten ging studeren, dacht ik daarop de antwoorden te krijgen. Dat viel zwaar tegen. Al het metafysische werd meteen afgesneden. Dat veroorzaakte bij mij een intellectuele crisis. Daar ben ik uitgekomen door de filosofie van Herman Dooyeweerd. Daardoor ging ik ontdekken dat elke manier van denken een religieus uitgangspunt heeft, of het nu geloof in de mens is, geloof in God of geloof in iets. De christelijke filosofie is niet het einde van alle tegenspraak, maar helpt je wel bij het aangaan van het gesprek met niet-christenen.”

Wat bracht u ertoe een carrière in de juridische sector op te geven voor gevangenen?

„Bij het gerechtshof in Den Haag hield ik me bezig met het voorbereiden van strafzaken in hoger beroep. Tijdens het lezen van de dossiers raakte ik gevangen door de ellendige achtergrond van veel verdachten. Wat doen we als christenen voor deze mensen, wat is onze verantwoordelijkheid.

Toen ik in de krant las dat er een club voor de ondersteuning van gevangenen was opgericht, had die meteen mijn sympathie. De oprichter was een ex-gevangene met een hart van goud, maar heel charismatisch en impulsief. Wil je in deze wereld wat bereiken, dan moet je de regels kennen en zeer gedisciplineerd zijn. Op bekeringsdrift zitten ze in de bajes niet te wachten. Na het vertrek van de oprichter ben ik gevraagd de kar te gaan trekken. Ik heb mezelf beschikbaar gesteld voor anderhalf jaar, om visie te ontwikkelen en na te gaan of de organisatie levensvatbaar was. Ik houd van pionieren.”

Wat vond uw vrouw van die stap?

„We hadden toen al drie kinderen. Toch heeft Lea me geen moment tegen­gehouden. In dezelfde periode ben ik twee keer benaderd door een advocatenkantoor met het verzoek daar te komen werken, maar ik wilde eerst het afgesproken pad uitlopen. Mensen in mijn omgeving verklaarden me voor gek. Dat was voor mijn vrouw moeilijker dan voor mij. Zij moest als minister van financiën het gezin draaiend zien te houden. Het heeft ons wat gekost, laat ik het zo zeggen.

Kijk ik nu terug, dan is dat met verwondering. Het eerste jaar had Gevangenenzorg 8000 euro aan inkomsten, afgelopen jaar 1,7 miljoen, terwijl het geen aaibaar werk 
is wat we doen. Twee mensen die ik met 
ere wil noemen, zijn Willem den Hertog en Aad de Boo. Door Gods voorzienigheid kwamen deze zakenmannen op mijn weg. Zij maakten het mogelijk dat ik na die anderhalf jaar verder kon gaan met dit werk.”

Ziet u het als een roeping?

„Ik heb niet als Paulus een stem uit de hemel gehoord. Wel herken ik me in wat dr. Van Brummelen schreef in zijn boekje ”Meditatief leven”: „Roeping komt veelal tot ons in de vorm van een diepe behoefte dit of dat te mogen doen.” Voor mij heeft dit werk iets apologetisch. Mensen denken bij apologetiek vaak aan debatteren, maar laten we de praktische apologetiek niet vergeten.”

Wat is voor u de kern van het werk van Gevangenenzorg Nederland?

„De Bijbelse opdracht om gevangenen te bezoeken. Net als bij het bezoeken van weduwen en wezen deel je in hun ellende. Ik vind het geweldig dat we inmiddels naast een kleine 30 betaalde werkers ruim 550 getrainde vrijwilligers hebben, mensen die zich met een grote motivatie inzetten voor gevangenen, tbs’ers en hun familie. Uit onderzoek door de VU weten we dat die onze vrijwilligers een 8,7 geven. Dat is veelzeggend.

Onze kernwaarde is ”barmhartige gerechtigheid”. Als christen mag je niemand het recht ontzeggen om van Christus uit vergeving te ontvangen. Dat is de consequentie van een leven uit de ver­geving der zonden. Een geweldig boek in dit verband vind ik ”God, mens en medemens” van dr. John van Eck, over de humanitas in de theologie van Calvijn. Bij Calvijn krijgt zowel de gerechtigheid als de barmhartigheid het volle pond.”

Bent u zelf nog betrokken bij het veldwerk?

„Ik bezoek een Surinaamse man die levens­lang heeft. Soms komt het sterk op me af dat hij in een kist de gevangenis zal verlaten. Ik bid voor hem, maar zijn omstandigheden kan ik niet veranderen. Ik heb me ook nooit in zijn dossier verdiept. Wij zijn er niet voor de zaak, maar voor de ziel.”

Hoe kijkt u aan tegen levenslang?

„Eigenlijk heeft deze man een zachte doodstraf. Nederland en Estland zijn de enige landen in Europa waar bij levenslang geen tussentijdse toetsing plaatsvindt. Dat verdient geen schoonheidsprijs.

Ik gun mensen graag nog een kans om hun verantwoordelijkheid te tonen. Dat is voor mij wezenlijk. Als gevangenen enkel klagen over het systeem, ben ik behoorlijk helder: Je kunt alles en iedereen de schuld geven, maar de enige die ervoor heeft gezorgd dat je hier zit, ben je zelf.”

Welk deel van de gevangenen komt uit 
de gereformeerde gezindte?

„Een enkeling. Negentig procent van de mensen die we bezoeken, zegt niets met kerk of geloof te hebben. Daar staat tegenover dat uit een onderzoek onder kerken in de achterban naar voren kwam dat 40 procent ooit te maken had met detentie van een van de leden.”

Is het lastig om gedetineerden uit eigen kring te bezoeken?

„Ik ervaar het meer als een uitdaging. Ook dan probeer ik goed te luisteren en dat wat ik hoor te filteren. Je moet je in dit werk niet laten meeslepen door emoties. Door gebrek aan ervaring maken kerkenraden soms de fout dat ze op de stoel van de rechter gaan zitten. Ze verklaren hun gemeente­lid onschuldig, of dringen er juist op aan om schuld te bekennen.

Het belijden van schuld is een belangrijk element in de reformatorische geloofsleer. Ik bezocht eens een man uit onze achterban die liet weten dat hij veel bemoedigende brieven kreeg van lieve kinderen des Heeren. Hij bedoelde daarmee te zeggen dat hij onschuldig zat. Ik heb tegen hem gezegd: De enigen die dat zeker weten, zijn God en uzelf. Zomaar meegaan in schuld of onschuld is een valkuil.”

Blijft het betreden van een bajes deprimerend?

„Nee, ik kom graag in de gevangenis. Het is voor mij eerder thuiskomen dan me verdwaald voelen. Het contact met gedetineerden ervaar ik als verrijkend, door het ontvangen en geven van vertrouwen. Ik reken mensen niet af op wat ze hebben gedaan, maar zie hen als medemens, zonder te bagatelliseren wat er is gebeurd. Als ik naar ”Opsporing verzocht” kijk, vraag ook ik me weleens af: Hans, waar ben je mee bezig?”

Op kantoor hebben jullie dagelijks 
”Hoger beroep”: het bidden voor gevangenen, hun familie en de vrijwilligers. Hoe wezenlijk is dat voor u?

„Na al die jaren is het een gewoonte geworden, maar wel een die ik niet graag kwijt zou raken. Het is de ademhaling van ons werk. In de gevangenis zeg ik weleens: „Jullie kennen het ochtendappel, dat hebben wij ook.” Daar wordt bijna altijd positief op gereageerd, zowel door de gevangenen als leidinggevenden.”

Welk Bijbelgedeelte heeft voor u bij­zondere betekenis?

„In de eerste plaats Genesis 26:6: Dus bleef Izak in Gerar. Deze woorden hebben mij in de beginperiode bij Gevangenenzorg duidelijk gemaakt dat ik niet weg mocht. Ik begon de dag hier altijd met Bijbellezen en gebed. Die morgen las ik dat Izak vanwege hongersnood weg wilde trekken, maar God hield hem tegen. Die tekst kwam bij mij binnen als een Godssprake. Ik was van plan elders te solliciteren, maar heb de advertentie direct weggegooid.

Een andere tekst die veel betekenis heeft gekregen, is Psalm 84:6. Criminaliteit is voor mij primair een probleem van het hart. Uit het hart zijn de uitgangen van het leven. Daar moeten gebaande wegen komen, zegt Psalm 84. Vandaar dat ik ons bezoekwerk ”Gebaande wegen” heb genoemd. Mijn pasje om de gevangenis binnen te komen, heeft het nummer 8406.”

Wat deed het u dat uw Europese collega’s 
u verkozen tot voorzitter van de Europese tak van Prison Fellowship International?

„Dat heeft me verbaasd, want ik sta te boek als kritisch en direct. Ik was geraakt door het vertrouwen dat eruit sprak. Het boeiende van Prison Fellowship International is dat alle kerkelijke denominaties vertegenwoordigd zijn. Ieder erkent Jezus Christus als de enige weg tot verzoening en herstel, maar daarbinnen vind je alle mogelijke schakeringen, van oosters-orthodox tot charismatisch. De geloofsbelijdenis van Nicea fungeert als fundament.

Toen ik in 1995 bij Gevangenenzorg begon, werd ik meteen uitgenodigd voor een training van twee weken in Amerika. Ik deelde daar de kamer met een Poolse priester, inmiddels hoofdaalmoezenier. Dat is een van mijn beste vrienden geworden.”

Hebben de interkerkelijke contacten uw denken beïnvloed?

„Ik ben mijn eigen traditie meer gaan relativeren en vooral gaan waarderen. Niet het gevoel, maar het geloof moet voorop blijven staan. Ik heb er moeite mee als mensen al willen gaan bidden voor ze hebben nagedacht. Uit dat soort evangelische bevlogenheid komt weinig goeds voort.”

Wat is uw grootste frustratie?

„Dat ik nauwelijks meer aan studeren toekom. Ik ben gevraagd voor een promotie­studie, maar heb nee moeten zeggen. Ik wil ook nog wat tijd overhouden voor mijn hobby’s: orgel spelen, snoeken, skeeleren en schaatsen. Als ik hier een hele dag binnen heb gezeten, moet ik een uurtje actief be­wegen of de weilanden in.”

Acht Hans Barendrecht het mogelijk dat hij ooit zelf wordt bezocht door iemand van Gevangenenzorg?

„Niets is onmogelijk. We moeten elke dag bewaard worden voor het kwaad. De beste preventie is een leven voor Gods aangezicht en bij het kruis van Christus. Daar moeten we tijd en rust voor zoeken. Die is vaak ver te zoeken. Zelfs in de eredienst wordt het steeds rumoeriger.

Een gedetineerde die de gevangeniskerk bezocht, zei tegen zijn makkers: „In de kerk houd je je bek dicht!” Zo zou ik het niet verwoorden, maar op de inhoud zeg ik van harte amen. Als ik echt rust wil hebben, ga ik naar een klooster. Of met mijn hengel naar een afgelegen weiland. Die snoek is maar bijvangst.”


Levensloop Hans Barendrecht

Mr. Hans Barendrecht (1963) werkte negen jaar bij de Koninklijke Landmacht, de laatste periode als chauffeur van generaals. In zijn vrije tijd studeerde hij rechten. In 1992 trad hij bij het Haagse gerechtshof in dienst als gerechtssecretaris, drie jaar later ging hij onbezoldigd aan de slag bij Gevangenen­zorg Nederland. Deze stichting, die nu twintig jaar bestaat, groeide onder zijn leiding uit tot een professionele organisatie. Sinds 2011 is hij ook voorzitter van de Europese afdeling van Prison Fellowship International. Barendrecht is lid en organist van de hervormde gemeente van Zoetermeer. Hij is gehuwd en vader van vier kinderen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer