Gereformeerde „bevrijdingstheologie” bij promotie ds. P. C. Hoek
AMSTERDAM. Gereformeerde theologie is een soort „bevrijdingstheologie”, zo hield prof. dr. W. J. van Asselt zijn promovendus ds. P. C. Hoek dinsdag voor.
De hoogleraar historische theologie aan de Evangelische Theologische Faculteit (ETF) in Leuven maakte de vergelijking in de aula van de Vrije Universiteit (VU) in Amsterdam. Als copromotor mag hij de kersverse doctor na de verdediging van diens proefschrift toespreken. Zojuist heeft promotor prof. dr. A. van de Beek aan dr. Hoek de doctorsbul overhandigd voor diens studie naar de gereformeerde theoloog Melchior Leydecker (1642-1721).
Dr. Van Asselt, die eerder docent was aan de Universiteit Utrecht, memoreert hoe dr. Hoek als student eind jaren negentig cum laude bij hem afstudeerde met een doctoraalscriptie over, inderdaad, Melchior Leydecker. Het duurde vijftien jaar voordat drs. Hoek, tegenwoordig docent praktische theologie aan het aan de VU verbonden Hersteld Hervormd Seminarie, zijn proefschrift kon afronden. Er was een periode bij dat de promovendus wegens een ernstige ziekte zijn studie helemaal moest stilleggen, zo memoreert Van Asselt ook.
Naast lovende woorden voor de promovendus heeft de hoogleraar ook lof voor de gereformeerde theologie, zoals die door Leydecker en andere vertegenwoordigers van de gereformeerde scholastiek werd bedreven. Hun theologiseren doorbreekt het „fatalistische denken” vanuit een „gesloten werkelijkheid”, zegt dr. Van Asselt met zichtbaar enthousiasme. Leydecker en zijn geestverwanten spreken op zo’n manier over God dat „gelovigen niet als gevangenen in de werkelijkheid staan, maar als mensen met een open toekomst.”
Uiterste spanning
De kwestie hoe de mens vrijheid van handelen kan hebben als God al van tevoren besloten heeft wat er zal gebeuren, komt diverse keren aan de orde tijdens de verdediging van het proefschrift. Prof. Andreas Beck, eveneens verbonden aan de ETF, signaleert dat de promovendus in zijn studie stelt dat er bij Leydecker sprake is van de „uiterste spanning” tussen Gods besluiten en de vrijheid van de mens. Hij vraagt zich af of ds. Hoek op dit punt niet een te groot verschil tekent tussen Leydecker en diens leermeester Gisbertus Voetius.
Als het gaat om de menselijke vrijheid heeft Leydecker een „wat ambivalente houding”, stelt ds. Hoek in zijn antwoord. Gods besluit gaat aan het handelen van de mens vooraf, en toch is er geen sprake van dwang. De mens houdt de mogelijkheid om zelf keuzes te maken. Leydecker doet „een originele greep” door te stellen dat als God een mens kon scheppen die –voor de zondeval– een vrije wil had, Hij dan ook zo kan handelen dat de spontane keuze van de wil overeind blijft, ook al begrijpen mensen niet hoe dat precies zit.
Dr. Dolf te Velde, postdoctoraal onderzoeker systematische theologie aan de Theologische Universiteit Kampen, vraagt naar de manier waarop Leydecker over verkiezing en verwerping spreekt. Als God niet verkiest of verwerpt op grond van voorzien geloof of ongeloof (de arminiaanse positie), leidt dat dan niet tot willekeur bij God?
Leydecker zou die beschuldiging van zich werpen, antwoordt ds. Hoek. „Gods wil, macht en kennen zijn verbonden met Gods waarachtigheid, wat elke mogelijkheid van willekeur uitsluit.”
Duns Scotus
Twee namen die tijdens de promotieplechtigheid regelmatig vallen, zijn die van de grote middeleeuwse theologen Thomas van Aquino en Johannes Duns Scotus. Gereformeerde scholastici als Leydecker nemen veel begrippen over uit de middeleeuwse theologie. Maar gebruiken ze die begrippen ook op dezelfde manier? En door wie zijn ze meer beïnvloed, door Thomas of Duns Scotus? Ds. Hoek ziet de meeste continuïteit met Duns Scotus, zo zegt hij in het zogenoemde „lekenpraatje” voorafgaand aan de verdediging.
Voor VU-kerkhistoricus dr. A. Goudriaan is dat een te simpele voorstelling van zaken. Kun je een 17e auteur zomaar in het verlengde plaatsen van denkers uit de 13e en 14e eeuw, zonder rekening te houden met wat daartussen is gebeurd? Wellicht heeft een voorliefde voor Duns Scotus de promovendus parten gespeeld, suggereert hij. „Hebt u niet een portefeuille vol met aandelen scotisme?”
Bewondering van Duns Scotus is niet de drijfveer geweest bij zijn onderzoek, maar een open houding naar de „verschillende wegen in de middeleeuwse wijsbegeerte”, is de repliek van ds. Hoek. Hij acht zijn conclusie te rechtvaardigen omdat Leydecker in zijn eigen werk nadrukkelijk verwijst naar Duns Scotus.
Oecumene
„Aan een boek als dit hebben we behoefte in een tijd waarin theologen om het hardst roepen dat God niet bestaat”, vindt dr. E. Meijering, oud-lector aan de Universiteit Leiden. De remonstrantse theoloog roemt op lichtvoetige wijze het „oecumenisch karakter” van de Hersteld Hervormde Kerk. Een college dat hij als gasthoogleraar aan de VU gaf, dreigde niet door te gaan, maar werd gered omdat de hersteld hervormde studenten het verplicht moesten volgen. „Het laagste cijfer dat gehaald werd was een 8.”