Bakker: tijd voor excuses voor Srebrenica
HILVERSUM (ANP). De Nederlandse regering moet excuses aanbieden aan de nabestaanden van drie moslimmannen die tijdens de val van Srebrenica in 1995 door het Bosnisch-Servische leger zijn vermoord. Dat zei Bert Bakker, oud-voorzitter van de parlementaire enquêtecommissie die de val van de enclave onderzocht, vrijdag in het televisieprogramma Nieuwsuur.
Hij heeft nooit goed begrepen waarom de regering zo huiverig is om excuses aan te bieden. Maar nu de Hoge Raad vrijdag de juridische aansprakelijkheid van Nederland voor de dood van de mannen heeft bevestigd, zou het volgens Bakker „heel chic zijn dat te laten volgen door verontschuldigingen”. Excuses staan volgens hem nog los van het bepalen van de hoogte van de schadevergoeding.
Het vroegere D66-Tweede Kamerlid vindt de uitspraak van de Hoge Raad verheugend, omdat er een eind komt aan een lange tijd van onzekerheid voor de betrokkenen en ook omdat het misschien „de politieke huiver doorbreekt om verantwoordelijkheid en medeverantwoordelijkheid” te erkennen. „Daar hebben we het in Nederland toch vaak moeilijk mee.” De rechter heeft volgens Bakker nu geoordeeld dat de medeverantwoordelijkheid ook juridische aansprakelijkheid betekent. „Die duidelijkheid mocht er wel eens komen”, zei hij.
Premier Mark Rutte zei eerder op de dag dat het kabinet de uitspraak zal uitvoeren, maar hij wilde niet zeggen of het ook excuses aan de nabestaanden zal aanbieden.
Volgens oud-politicus Jan Pronk, destijds minister van Ontwikkelingssamenwerking, heeft het uitblijven van verontschuldigingen vaak te maken met de angst voor schadeclaims. „In Nederland is jarenlang altijd de gedachte geweest ‘wees voorzichtig met het accepteren van dit type verantwoordelijkheid want er kan een claim komen die grote financiële consequenties heeft’ en dat kan als een precedent worden gezien. Dat is vaak een angst, misschien nog meer van topambtenaren dan van politici om op een gegeven moment te zeggen: ja, wij zijn ook medeverantwoordelijk”, zei Pronk in Nieuwsuur.