Voorouderverering onder geen beding goed te praten
Voorouderverering is on-Bijbels. Het handhaven daarvan door christenen in Torajaland is daarom moeilijk goed te praten, reageert drs. J. G. Hoekstra op ds. J. P. Ouwehand (RD 30-8).
Het vereren van voorouders is een religieus geladen verschijnsel dat in oude tijden bij veel volken voorkwam. Ook nu tref je het nog aan. De basisgedachte hierbij is dat de dood niet het definitieve einde is, maar dat de gestorvene voortleeft in een hiernamaals en van daaruit nog steeds in verbinding staat met de nabestaanden en als zodanig hun lot kan beïnvloeden. Dit laatste kan zowel ten positieve als ten negatieve zijn, afhankelijk van een juiste en toegewijde verering.
Een gebied waar de voorouderverering ook nu nog veel voorkomt is ”Tana Toraja”, of Torajaland, een gebied in Zuid-Sulawesi (Indonesië). Ondanks dat de meeste inwoners van Torajaland bekeerd zijn tot het christendom, onder meer door zendingswerk dat is verricht door de GZB, houden deze bekeerlingen tot op de dag van vandaag vast aan veel van de oude religieuze gewoonten en gebruiken. Dat geldt ook voor de voorouderverering. Het is een religieus geladen traditie (adat) die moeilijk is uit te bannen.
Tau-tau
In Torajaland kent men uiterst kostbare dodenfeesten, waarbij de gebalsemde dode, na soms jarenlang (!) in huis te zijn opgebaard, uiteindelijk op ceremoniële wijze wordt begraven. Er worden tal van buffels en varkens geslacht.
Ook worden er zogeheten ”tau-tau” vervaardigd. Een tau-tau is een houten beeld dat de overleden persoon voorstelt. Dit beeld vormt de verbinding tussen de levenden en de dode. Aanvankelijk waren het simpele beelden waarvan duidelijk het geslacht werd weergegeven. Tegenwoordig zijn de tau-tau dusdanig verfijnd dat de gelijkenis met de overledene veelal goed zichtbaar is.
De beelden worden zorgvuldig aangekleed en omhangen met onder meer juwelen, sjerpen en krissen. Deze voorwerpen weerspiegelen de status en rijkdom van de dode. Men meent bovendien dat de dode de rijkdommen meeneemt naar het hiernamaals (vgl. Ps. 49:17-18).
De begrafenisrituelen moeten uiterst zorgvuldig worden uitgevoerd. Anders vrezen de nabestaanden een stortvloed van onheil. De inwoners van Torajaland zijn bang voor geesten en goden. Niet goed uitgevoerde rituelen kunnen ertoe leiden dat de ziel van de overledene de weg naar het hiernamaals niet weet te vinden. Deze zielen worden dan ”bombo” (geest) of ”payo-payo” (schaduw), die de nabestaande kunnen bedreigen.
Tijdens de uiteindelijke begrafenis, waarbij vaak honderden gasten zijn uitgenodigd, spelen offers een grote rol. De lengte van deze ceremonie en de hoeveelheid aanwezige gasten hangen af van de status van de overledene. Als de offers zijn gebracht en voedsel is aangeboden, worden de beelden opgesteld. Ze beschermen niet alleen de levenden, maar ook de graven.
Bijbel
In oudtestamentische tijden was de voorouderverering eveneens een veelvoorkomend fenomeen. De Kanaänieten kenden de voorouderverering waaraan Ilib, de heer van de voorouderverering, verbonden was.
Voorafgaand aan de inname van het beloofde land wijst God Zijn volk Israël er nadrukkelijk op de levenswijze en gewoonten van de Kanaänieten niet over te nemen (vgl. Lev. 18:1-3 en Lev. 20:6; 22-23). Bij overtreding zal het volk door het land worden uitgespuwd (Lev. 20:22).
Ondanks Gods waarschuwing heeft Israël zich blijkbaar toch aan de voorouderverering bezondigd. Offerhoogten voor bijvoorbeeld Milkom maken dat duidelijk (1 Kon. 11:7).
De Bijbel kent geen belangstelling voor de doden zoals die zichtbaar wordt bij de voorouderverering. Integendeel, lees bijvoorbeeld Job 14:10 en 21 of Prediker 9:5. Contact met doden wordt zelfs nadrukkelijk verboden (Deut. 18:11-12).
De hele Schrift legt de nadruk op de levende God en neemt afstand van het vereren van doden. Hoe typerend zijn de woorden op de paasmorgen: „Wat zoekt gij de Levende bij de doden?” (Luk. 24:5). En sprak Jezus niet over het „de doden de doden laten begraven” (Matth. 8:22)?
Betreurenswaardig
Bovenstaande maakt duidelijk dat het Bijbels gezien onmogelijk is om voorouderverering toe te staan binnen de kerkelijke context. Ik ben het dan ook niet eens met ds. Ouwehand, die daarvoor begrip lijkt te willen vragen.
Mogelijk heeft de zending verzuimd zich krachtiger te keren tegen dergelijke heidense gewoonten. Dat is betreurenswaardig. We hebben het hier niet over een futiliteit. Hiermee is immers de kern van het christelijk geloof, namelijk dat Christus de dood heeft overwonnen, in het geding.
De auteur studeerde theologie. Hij was werkzaam als predikant en godsdienstdocent.