Roem
Galaten 6:14
„Maar het zij verre van mij dat ik zou roemen, anders dan in het kruis van onze Heere Jezus Christus; door Welke de wereld mij gekruisigd is, en ik der wereld.”
In het kruislijden van Jezus Christus stelt Paulus zijn enige roem. Hij klimt met zijn gedachten op Golgotha, om daar het kruis van Christus van nabij te beschouwen. Dan moet alle roem als rook verdwijnen, en alleen deze zijn hart en zijn mond vervullen. Daar ziet hij met verlichte ogen des verstands Gods vlekkeloze heiligheid, onkreukbare rechtvaardigheid en standvastige waarheid, Gods oneindige liefde, vrije genade en barmhartigheid.
O groot gezicht, schoner dan Adam in de staat der rechtheid, ooit gezien of gekend heeft! Daar ziet hij die grote verborgenheid waarin zelfs de engelen begerig zijn in te zien, hoe God de God van een arm, doemschuldig zondaar kan en wil worden!
Daar ziet hij met verwondering de eeuwig bepaalde raad van God, en de voorzeggingen door de mond aller profeten gedaan dat de Christus lijden zou, in Jezus van Nazareth, aan het kruishout gehecht en gestorven, volkomen vervuld. Daar ziet hij al de schaduwen van de levitische godsdienst in het lichaam van Jezus voorgesteld, Die door de eeuwige Geest Zichzelf Gode onstraffelijk heeft opgeofferd (Hebr. 9:13).
Christiaan Salomon Duitsch,
voormalig rabbijn en predikant te Mijdrecht
(”De geluksstaat”, 1779)