„Satire op koningshuis plat en banaal”
Een „banale” satire over het Koninklijk Huis past naadloos in de postmoderne tijd. Er is niets dat nog „echt gezag inboezemt”, zegt drs. R. J. A. Doornenbal, docent media-ethiek aan de Christelijke Hogeschool Ede.
De postmoderne programmamaker ontziet niets en niemand, betoogt Doornenbal. „Iemand als Paul de Leeuw maakt overal grappen over. Seksualiteit, God, de dood, alles wordt genivelleerd. Alles moet kunnen. Er zijn plannen voor een soort Big-Brother-programma waarin opnames worden gemaakt van stervende mensen. De postmoderne mens mist een soort innerlijke grens. Waarom zou je iets of iemand moeten ontzien?”
Doornenbal heeft geen goed woord over voor het omstreden BNN-satireprogramma, waarin kleipoppetjes leden van het Koninklijk Huis naspelen. „Ik vind het zo plat, zo triviaal, zo banaal. In het programma laat het koninginnepoppetje bijvoorbeeld een scheet. Het is gewoon pure lol, er zit geen enkele diepgang in. Dat geeft BNN zelf ook min of meer toe.”
De media-ethicus vindt het terecht dat premier Balkenende en minister Donner (Justitie) zich kritisch uitlaten over programma’s waarin het Koninklijk Huis belachelijk wordt gemaakt. „Ik vind niet dat de media puur voor de lol leden van het Koninklijk Huis juist nu, in een tijd van problemen binnen de familie, extra op de korrel moeten nemen. Ik denk dat dit soort programma’s een psychologisch effect heeft. Zo’n opvoering laat iets na bij de kijker. Er blijft een smet kleven.”
Critici vinden dat Balkenende en Donner de vrijheid van meningsuiting inperken. Voorzitter Broertjes, voorzitter van het Genootschap van Hoofdredacteuren, betoogt dat de premier media niet moet betuttelen. „Vrijheid van meningsuiting houdt ook in dat je tegengas moet kunnen incasseren”, reageert Doornenbal. „Wat is er op tegen als de minister-president programmamakers wil laten nadenken? Laten we het debat maar voeren.”
Het was te verwachten dat juist Balkenende en Donner zich kritisch zouden uitlaten over spotprogramma’s over het Koninklijk Huis. „Je merkt dan dat de bewindslieden van CDA-huize zijn. Ze zeggen zoiets niet alleen omdat dat van hen verwacht wordt, maar je merkt dat ze zelf ook achter die woorden staan.”
In de Bijbel wordt „herhaaldelijk gewaarschuwd” voor hatelijk en smadelijk taalgebruik, zegt Doornenbal. „Woorden kunnen als dolkstoten overkomen.”
Doornenbal kan zich voorstellen dat er op humoristisch-kritische wijze over het koningshuis wordt bericht. „Rond de affaire-Mabel Wisse Smit gingen grappen over de toonbank. Men noemde de affaire Mabel-gate. Dat moet kunnen. Ik vind dat er goeie grappen over deze affaire gemaakt moeten kunnen worden. De Koningin zal zelf later misschien ook wel kunnen lachen om sommige aspecten van deze problematiek.
Er zijn satireprogramma’s die verder gaan dan platte, banale lol. Neem bijvoorbeeld het Engelse programma Spitting Image. Daarin werd bijvoorbeeld voormalig premier Thatcher superkritisch bejegend. Dat was knappe satire, ook al ging die soms te ver.”
Roept het koningshuis satire niet over zichzelf af? „Dat geeft je nog niet het recht om banaal over het koningshuis te berichten”, reageert Doornenbal. „Media moeten het koningshuis zeker kritisch bejegenen. Zoek dingen tot op het bot uit. Maar doe het wel zorgvuldig en met respect en niet alleen maar om mensen te amuseren.”
Hoogleraar staatsrecht prof. mr. A. Koekkoek, verbonden aan de universiteit van Tilburg, vindt het „goed” dat Balkenende een discussie over spotprogramma’s heeft ontketend. „Gezien de heftigheid van sommige reacties heeft de premier een gevoelige snaar geraakt. Je kunt altijd wel blijven zwijgen, maar als de monarchie constant bespottelijk wordt gemaakt, ontstaat langzamerhand een probleem.”
Er is geen sprake van inperking van vrijheid van meningsuiting, vindt Koekkoek. „Tussen niks zeggen en het strafrecht erbij halen zit een heel terrein.” Als een tv-programma een koninginnepoppetje en wind laat laten, is dat „smakeloos”, maar Koekkoek denkt niet een rechter zal oordelen dat hier sprake is van majesteitsschennis.
Zo nu en dan gaat satire op het koningshuis de perken te buiten, zegt Koekkoek. „Dan denk ik aan het tv-programma Kopspijkers van afgelopen zaterdag, in reactie op de opmerkingen van Balkenende. Men had het over prinses Christina en noemde haar die „blinde zuster van d’r.” Er zijn misschien geen strafrechtelijke grenzen overschreden, maar zo’n opmerking is toch tamelijk platvloers. Blinde mensen die zaterdag naar de tv zaten te luisteren, zullen zo’n opmerking niet waarderen.”