Bij Jezus
Markus 10:50
„En hij, zijn mantel afgeworpen hebbende, stond op, en kwam tot Jezus.”
De blinde te Jericho bleef niet halverwege staan, maar door Jezus’ woord opgewekt, ging hij recht op Hem af. Hij hield zich niet op bij Petrus of Johannes of Jakobus, maar ging regelrecht tot Jezus. Onze Heere wist wel dat deze man Zijn Naam en macht kende, daarom richtte Hij, zonder verder onderricht, deze vraag tot hem: „Wat wilt gij, dat Ik u doen zal?”
De woorden die de Heere tot mensen sprak, waren meestal aan hun toestand ontleend. Daarom lokte Hij door deze vraag een openbaar antwoord uit. „Wat wilt gij, dat Ik u doen zal?” „Rabboni”, zei de blinde, „dat ik ziende mag worden.”
Ga daarom ook tot Jezus, hetzij ontmoedigd of aangemoedigd, en vertel Hem wat u begeert. Beschrijf uw omstandigheden met oprechte woorden. Zeg niet: „Ik kan niet bidden. Ik kan geen woorden vinden.” Ieder woord is goed, mits u meent wat u zegt. Gebruik die woorden die u het eerst voor de geest komen wanneer uw begeerte levendig wordt. Zeg Hem dat u zonder Zijn soevereine genade een ellendeling bent. Zeg Hem dat u een doodschuldig zondaar bent, dat u een hard hart hebt, dat u een dronkaard, een vloeker bent, indien dat zo is.
C. H. Spurgeon, predikant te Londen
(”Hebt goede moed”, 1901)