Opinie

Denominatie minder belangrijk voor vrijheid van onderwijs

Staatssecretaris Dekker wil het begrip ”richting” in het onderwijs afschaffen. Voor orthodox-christelijke scholen betekent dit dat de specifieke kleur er minder toe doet en de stem van de ouders juist des te meer, meent Jan Westert.

Jan Westert
17 July 2013 21:50Gewijzigd op 15 November 2020 04:48
„Een school kan in de toekomt nog steeds een christelijke grondslag hebben, maar het is geen relevant criterium meer voor bekostiging. Een school wordt gesticht als voldoende ouders een aanvraag indienen en als voldaan wordt aan de eisen tot bekostiging.”
„Een school kan in de toekomt nog steeds een christelijke grondslag hebben, maar het is geen relevant criterium meer voor bekostiging. Een school wordt gesticht als voldoende ouders een aanvraag indienen en als voldaan wordt aan de eisen tot bekostiging.”

Als het aan staatssecretaris Dekker van Onderwijs ligt, krijgen ouders meer ruimte om een school te stichten naar hun eigen voorkeur. In een vorige week naar de Tweede Kamer gestuurde beleidsbrief (zie RD 15-7) omarmt de staatssecretaris het rapport van de Onderwijsraad dat eerder de vrijheid van onderwijs in een breder maatschappelijk perspectief plaatste. Scholen moeten niet alleen op levensbeschouwelijke gronden gesticht kunnen worden, maar ook op basis van een pedagogische visie of relatief nieuwe levensbeschouwelijke overtuiging.

Het richtingenbegrip stamt uit de verzuilde cultuur van de vorige eeuw. In de huidige geseculariseerde samenleving zijn organisaties als ziekenhuizen en vakbonden op gegaan in algemene organisaties. Voor de stichting van een bijzondere school zal het begrip richting in de toekomst geen rol meer spelen. Een school kan dan nog steeds een christelijke grondslag hebben, maar het is geen relevant criterium meer voor bekostiging. Een school wordt gesticht als voldoende ouders een aanvraag indienen en als voldaan wordt aan de eisen tot bekostiging. Ouders bepalen het maatschappelijk draagvlak.

Deze principiële keuze voor afschaffing van het begrip richting bij het stichten van een school lijkt mij in rapport met de tijd. De keuzevrijheid van ouders blijft overeind, maar wordt verruimd en verbreed. Dat is ook niet het punt van spanning met de staatssecretaris. Die zal later ontstaan, bij de uitwerking van de brief in wetgeving.

Er zullen namelijk stevige eisen worden gesteld aan de prognoses en ouderverklaringen om een school te stichten. Bovendien zal macrodoelmatigheid een grotere rol gaan spelen. Ouders kunnen wel een bepaalde school willen, maar wat betekent dat voor het aantal leerlingen op de andere scholen in de wijk of het dorp? Bovendien is er sprake van krimp en dalende leerlingentallen. Het is afwachten met welke uitwerking de staatssecretaris komt.

Ontspannen debat

Voor de bestaande richtingen blijft de brief van Dekker ook onduidelijk als het gaat om de laatste school van een bepaalde richting in een regio. Zo’n laatste school kan nu nog beneden de minimumgrens in stand blijven. Hoewel Dekker er in zijn brief niet over rept, is de consequentie wel 
duidelijk. Als het richtingenbegrip wordt afgeschaft, is er ook geen laatste scholen van de richting meer.

De Onderwijsraad wijst in zijn rapport hierop en pleit voor een ruime overgangstermijn. Voor kleine richtingen als het gereformeerd, het evangelisch en het reformatorisch onderwijs zal dit op termijn effect hebben. Zij kunnen hun positie enkel borgen door zich minder ‘afgezonderd’ op te stellen.

Het begrip richting werd tot 
nu strak uitgewerkt naar objectieve kenmerken van de levens­beschouwelijke denominatie. 
Zo is de gereformeerde richting nauw gekoppeld aan de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt. Tegen die achtergrond was het gereformeerd onderwijs ook zeer beduchtvoor verruiming van de grondslag en het ledenbeleid. Een andere denominatieve invulling kon immers gevolgen hebben voor de zelfstandige positie van de richting.

De nieuwe beleidslijn van de staatssecretaris zet dat overboord. Schoolbesturen en ouders zijn zelf aan zet. Zij bepalen vooral zelf hun breedte en diepte. Ze hebben zelf zeggenschap over de religieuze identiteit van de school. In de praktijk betekent dit dat het gesprek over de identiteit van het gereformeerd onderwijs vooral een intern debat moet zijn. Het kan ontspannen worden gevoerd, omdat er bij de overheid geen denominatiebegrip behoeft te worden uitgelegd. Voor de omzetting van een bijzondere school in een school van een andere denominatie, volstaat een melding aan de minister.

Samen verdergaan

Ik beschouw dit als een extra reden om het eigenaarschap van ouders veel adequater aandacht te geven. De staatssecretaris heeft als motief dat het bevoegd gezag de grondslag op eenvoudige wijze moet kunnen aanpassen aan de wensen van de ouders, zodat het scholenbestand beter kan aansluiten op de sterk geseculariseerde samenleving. Vanwege de krimp, de afschaffing van de kleinschaligheidstoeslag en de laatste school van de richting, wordt het ook voor deze scholen nodig zich te herpositioneren en samen met andere klassiek-christelijke scholen na te denken over het samen verder gaan als scholen met de Bijbel.

De nieuwe beleidsbrief van staatssecretaris Dekker vraagt niet allen om een defensieve reactie vanwege bedreigingen, maar biedt evenzeer ruimte om vanuit eigen verantwoordelijkheid nieuwe lijnen te trekken. Dat zijn kansen om te benutten.

De auteur is voorzitter van het LVGS, de besturenorganisatie voor het gereformeerd onderwijs.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer