Schaapherder Martin Oosthoek hoedt schapen in hartje Pijnacker
PIJNACKER. Schaapherder Martin Oosthoek (41) hoedt schapen in stedelijke gebieden. „Gemeenten kunnen zo met betrekkelijk weinig kosten natuurwinst maken.”
„Kom, kom!” roept Oosthoek met luide stem. De wit met zwarte koppen van de schapen gaan direct omhoog en de dieren komen toelopen, begerig naar lekker gras. Vrouwtje aan vrouwtje, in een dichte drom, steken ze de weg en het fietspad in Pijnacker over, bewaakt door Lisa, de tweejarige bordercollie. Automobilisten stoppen, fietsers stappen af, niemand heeft haast. „Wat leuk!’ zegt een vrouw met een kind achterop.
Op het nieuwe stuk gras hebben de schapen de ruimte. Lisa krijgt even rust en gaat waakzaam op het fietspad zitten: voorpoten gestrekt en de kop met gespitste oren omhoog. Het gras aan de andere kant van het fietspad lijkt enkele van de 250 schapen toch lekkerder en ze wagen de oversteek. „Lisa, loop toe! Lisa, rechts!” roept de herder, en de collie gaat er als een pijl uit de boog vandoor om de schapen bij elkaar te houden.
De dieren grazen op een groenstrook langs een sloot met hoog riet. Daarachter staan huizen. De wollige viervoeters vreten gras, proeven voorzichtig van de puntjes van het riet en wagen zich ook aan het blad van de zuring. Andere staan rustig te herkauwen en kijken dromerig voor zich uit. Er zijn twee soorten: Kempische heideschapen (licht van kleur) en een kruising van die dieren met Suffolks (met donkere kop en poten).
Buurtbewoner Peter van de Bosch, die juist wil vertrekken, stapt even uit de auto en komt erbij staan. Hij is blij met deze terugkeer van landelijke elementen. „Vroeger kon ik hier over de weilanden heen kijken, nu is het allemaal bebouwd. De gemeente mag van mij nog meer aan vergroening doen. Ze zou de rotondes groener kunnen maken en het gras op andere plekken niet zo kort maaien.”
Schaapherder Oosthoek is vanmorgen 2 kilometer komen lopen met zijn kudde vanaf een andere plek in Pijnacker. „De stukjes gras zijn betrekkelijk klein en de schapen moeten vaak verhuizen. De schapen lopen snel, ongeveer 5 kilometer per uur, zodat we in twee uur 10 kilometer afleggen.”
Er grazen ook schapen van de in Berkel en Rodenrijs wonende landschapsbeheerder –zoals hij zichzelf noemt op zijn visitekaartje– in Rotterdam, Leidschendam en Delft. Meestal gaan de kuddes er lopend naar toe. Dat is volgens Oosthoek beter voor de dieren. Door vervoer in een vrachtauto kunnen ze gestrest raken. Bovendien is lopen goedkoper.
Dit jaar is Oosthoek al diverse keren, via het fietspad, de Van Brienenoordbrug in Rotterdam overgestoken met zijn viervoeters. De herder komt met zijn schapen op plaatsen als deze na het afsluiten van een contract met gemeenten voor groenbeheer.
Landschapsbeheer via schapen heeft in korte tijd een enorme vlucht genomen, niet alleen in het westen van het land, maar ook elders. „Gemeenten kunnen op deze manier met betrekkelijk weinig kosten natuurwinst maken”, zegt Oosthoek, terwijl hij zijn oog even over de schapen laat gaan. „Schapen zijn geen gazonmaaiers en laten wel wat gras staan. Door deze manier van natuurbeheer komt er meer ruimte voor diversiteit: meer soorten planten, meer bloemen, meer insecten en meer vogels. Nu is het gras nogal lang, dan vreten de schapen niet alles op en maai ik soms nog wat.”
Komt u wel aan uw rust toe?
„Een schaapherder heeft altijd de zorg voor de dieren, maar hij hoeft de kudde niet altijd te bewaken. Ik heb netten bij me. Daar kan ik de schapen achter drijven, zodat ik rustig even naar huis kan gaan. Maar de zorg blijft, want er kan altijd iets gebeuren, ook op zaterdag en zondag.
Ook op zondag houd ik de dieren in het oog. Als ik daardoor op zondagmorgen de kerkdienst in mijn dorp niet kan bijwonen, ga ik naar de avonddienst.”
Voordat de schaapherder zijn kudde even verlaat, vertelt hij dat hij in het Rotterdamse recreatiegebied Schieveen een educatieve schapenboerderij wil starten, waar grote groepen terechtkunnen. „Schapen hebben de toekomst.”